Revelation of John 12:6

6En de vrouw vluchtte in de woestijn, alwaar zij een plaats had, haar van God bereid, opdat zij haar aldaar zouden voeden duizend tweehonderd zestig dagen.
 En de vrouw vluchtte Sommigen verstaan deze vlucht der Kerk van Christus van den schuldigen plicht van alle gelovigen, wanneer zij Christus in hun hart hebben ontvangen, en met Hem gezeten zijn in den hemel, gelijk Paulus van hen spreekt, Eph 2:6; namelijk dat zij de wereld moeten vlieden, en zoeken hetgeen boven is, en niet dat beneden is, Col 3:1-2; maar dewijl deze schuldige plicht der Kerk van Christus altijd duurt, en hier alleen van een zekeren tijd wordt gesproken, zo wordt het door anderen wel zo goed genomen voor een voorbereiding tot dezelfde vlucht dezer vrouw, waarvan hierna vs.13 nader zal worden gesproken. Welke voorbereiding zelfs ten tijde van Constantijn door de Ariaanse en andere ketterijen, en door den hoogmoed en heerszucht van vele bisschoppen en andere wereldse handelingen onde rhen in de Kerk is begonnen, die het antichristendom allengskens hebben gebroeid, totdat het omtrent het jaar 606, eindelijk is te voorschijn gebracht; gelijk elders ook is aangeroerd; en zij menen, dat dit hier maar wordt aangeroerd, om de oorzaak van deze vlucht tussen beiden te verhalen, en breder daarvan hierna te spreken; hetwelk ook door de overeenkomst van den tijd in vs.6 met Rev 12:14 wordt bewezen.
,
 alwaar zij een plaats had, Namelijk van God door de afmeting van den tempel en uitsluiting der voorhoven, waarvan tevoren, Rev 11:1, gesproken is, gelijk de overeenkomst der twaalf honderd zestig dagen alhier, en der twee en veertig maanden aldaar, Rev 11:3, ook medebrengt.
,
 opdat zij haar aldaar Anders: dat zij daar zou gevoed worden; namelijk van de twee getuigen, die daartoe van God waren uitgezonden, om de gemeente Gods, gedurende deze tijd, in de woestijn te onderhouden; hetwelk ook ziet op hetgeen in Rev 11 is geprofeteerd. Want, dat enigen dit willen verstaan van de vlucht der christenen uit Jeruzalem en uit het Joodse land naar Pella over den Jordaan, ten tijde van de belegering van Jeruzalem, en verwoesting van het heilige land, die omtrent drie en een half jaar zou hebben geduurd, past op deze openbaring niet, omdat deze verwoesting ten tijde dezer openbaring al geschied was, en dat hier van langeren tijd gesproken wordt, gelijk hiervoor is aangewezen, en hierna nog aangewezen zal worden.
Copyright information for DutSVVA