Revelation of John 13:6

6En het opende zijn mond tot lastering tegen God, om Zijn Naam te lasteren, en Zijn tabernakel, en die in den hemel wonen.
 tot lastering tegen God, Namelijk daar het zichzelf de macht en namen van God inderdaad toeschrijft. Want hij zit in den tempel Gods, en verheft zichzelf boven al wat God genoemd wordt; 2Th 2:4.
,
 Zijn tabernakel, Hierdoor verstaan enigen de ware Kerk Gods, die hij voor ketters en verbannen verklaart en uitkrijt voor de gehele wereld. Anderen verstaan hierdoor het lichaam van Christus, hetwelk een tabernakel van zijn godheid genoemd wordt, Joh 1:14; Heb 9:11-12, en hetwelk door de Mis lasterlijk mishandeld wordt. Beide is waarachtig.
,
 die in den hemel wonen Dat is, de engelen en zalige zielen, die hij, zo veel in hem is, in afgoden verandert, en met welke hij geestelijke hoererij bedrijft; waarmee hij de koningen en volken der aarde dronken maakt, gelijk hierna Openb. 17, zal worden verklaard. Hetwelk de meeste kleinigheid is en lastering, die hij hun zou kunnen aandoen; gelijk Paulus en Barnabas, wanneer men hun goddelijke eer wilde aandoen, daarover hun klederen hebben gescheurd, Act 14:14, hetwelk in het horen van godslastering placht te geschieden, gelijk te zien is 2Ki 18:37, en Mat 26:65.
Copyright information for DutSVVA