Revelation of John 18

1En na dezen zag ik een anderen engel afkomen uit den hemel, hebbende grote macht, en de aarde is verlicht geworden van zijn heerlijkheid.
 na dezen zag Dat is, nadat de voorgaande engel zijn woorden van de beschrijving der grote hoer had geëindigd.
,
 een anderen engel Sommigen verstaan dit van Christus zelf, en van Zijn komst ten oordeel, wanneer Hij den antichrist geheel zal teniet doen, 2Th 2:8. Doch daar in vs.9 en vervolgens, van den rouw der koningen, kooplieden en zeelieden, dien zij na den val van dit Babylon nog zullen bedrijven, in het brede wordt gehandeld, zo is het waarschijnlijker, dat hier van den val van dit Babylon en de uitroeiïng van haar troon, wordt gesproken, die nog tevoren zal geschieden, tot een voorbeeld van Gods rechtvaardig oordeel voor de gehele wereld; gelijk het ook daaruit blijkt, dat God in het vs.4 Zijn volk beveelt uit haar te gaan, opdat zij haar zonden en plagen niet deelachtig worden; hetwelk op den uitersten dag niet wel kan worden gepast; van welke laatste wraak over het beest en den valsen profeet eerst zal gesproken worden, Rev 19:20-21.
,
 hebbende grote macht, Deze twee eigenschappen, van grote kracht en heerlijkheid, worden ook den geschapen engelen toegeschreven, Psa 103:20; Luk 2:9; Act 12:7. De reden waarom deze titels hier dezen engel worden gegeven, is omdat er grote kracht en heerlijkheid nodig was in het uitroeien van dezen machtigen troon van den antichrist in de wereld.
2En hij riep krachtelijk met een grote stem, zeggende: Zij is gevallen, zij is gevallen, het grote Babylon, en is geworden een woonstede der duivelen, en een bewaarplaats van alle onreine geesten, en een bewaarplaats van alle onrein en hatelijk gevogelte;
 Zij is gevallen, zij Deze woorden zijn ook gesproken door een engel, Rev 14:8; maar worden daar verstaan van het begin van den val van dit grote Babylon in de harten van velen in de wereld, gelijk daar is aangetekend; hetwelk nu langen tijd is begonnen te geschieden, en nog dagelijks geschiedt. Maar hier worden zij verstaan van de uiterste uitroeiïng van den troon van dit beest, of van dit grote Roomse Babylon. En deze woorden zijn genomen uit Isa 21:9, en Jer 51:8; welke woorden daar meer dan honderd jaar voor de uitroeiïng van de stad en het rijk van het Assyrische Babylon door de profeten zijn voorzegd, en daarna volbracht.
,
 een woonstede der Namelijk welke in eenzame en woeste plaatsen met het onreine gevogelte meest zich onthouden, gelijk de ervaring en Christus zelf betuigt, Mat 12:43, waar zij door Gods voorzienigheid worden gehouden als in een bewaring, totdat God in Zijn rechtvaardig oordeel hun den toom loslaat, om de mensen opnieuw te verzoeken; en dergelijke woorden worden ook gebruikt van de verwoesting van het Assyrische Babylon; Isa 13:21-22; Jer 50:39, enz.
3Dewijl uit den wijn des toorns harer hoererij alle volken gedronken hebben, en de koningen der aarde met haar gehoereerd hebben, en de kooplieden der aarde rijk zijn geworden uit de kracht harer weelde.
 hoererij alle volken Dat is, afgoderij. Zie hiervan de aantekeningen Rev 14:8, en Rev 17:2.
,
 de kooplieden der aarde Hoewel dit op de eigenlijk genoemde kooplieden in alle gewesten der wereld enigszins past, die door de weelde, die in het antichristische rijk, of in deze grote stad Babylon omgaat, rijk en machtig worden, gelijk hierna vs.11 en vervolgens nader verklaard wordt, zo kan dit hier nochtans op de geestelijke koopmanschap, die in hun godsdienst, en in het verkopen van geestelijke voordelen en ambten gepleegd wordt, wel zo geschikt gepast worden; dewijl alles daar voor geld te koop is. Te meer, waar ook de zielen der mensen onder die koopmanschap, vs.13, worden gerekend, en vs.23 gezegd wordt, dat de groten der aarde deze kooplieden zijn geweest, waaronder de kardinalen, patriarchen, aartsbisschoppen, abten en andere geestelijken, vooral verstaan kunnen worden, die zulk koopmanschap met hen drijven.
4En ik hoorde een andere stem uit den hemel, zeggende: Gaat uit van haar, Mijn volk, opdat gij aan haar zonden geen gemeenschap hebt, en opdat gij van haar plagen niet ontvangt.
 een andere stem De stem schijnt geen stem van een geschapen engel, maar een stem Gods, of van Christus, komende uit den troon des hemels, geweest te zijn, dewijl die de gelovigen Zijn volk noemt, hetwelk Gode of Christus alleen toekomt; Mat 1:21; Act 18:9-10.
,
 Gaat uit van haar, Dergelijke woorden worden ook van God, Isa 48:20; Jer 50:8, en Jer 51:6; Zec 2:7, tot een waarschuwing van het volk Gods, vóór den ondergang van het Assyrische Babylon, gebruikt, opdat zij zich intijds zouden voorzien, en daaruit vertrekken; welke hier van het geestelijk Babylon tot alle ware gelovigen worden gesproken; waarvan de redenen in den tekst volgen.
,
 opdat gij aan haar Namelijk òf door de dagelijkse verkering met hem daartoe zijnde verlokt, òf door vrees en vervolging van hen daartoe gedrongen zijnde. Waarop de gemeenschap der straffen volgt. Zo vermaant ook Christus de Zijnen; Mat 24:16.
5Want haar zonden zijn de ene op de andere gevolgd tot den hemel toe, en God is harer ongerechtigheden gedachtig geworden.
 de ene op de andere Een manier van spreken, wanneer de maat der zonden, die God in Zijn lankmoedigheid lang heeft verdragen, is vervuld, zo dat er niet dan de straf meer overig is. Zie dergelijke Gen 15:16, en Gen 18:20-21; Rom 2:5.
,
 gedachtig geworden Gelijk God gezegd wordt de zonden der mensen te vergeten of niet te gedenken, Jer 31:34, en elders, wanneer hij die den gelovigen en boetvaardigen vergeeft, en in hen niet straft, zo wordt Hij gezegd die te gedenken, of ze indachtig te worden, wanneer Hij die besloten heeft te straffen. Zie hiervoor Rev 16:19.
6Vergeldt haar, gelijk als zij ulieden vergolden heeft, en verdubbelt haar dubbel, naar haar werken; in den drinkbeker, waarin zij geschonken heeft, schenkt haar dubbel.
 Vergeldt haar, Dit moet niet verstaan worden van enige eigene wraak, die Christus den Zijnen uitdrukkelijk verbiedt, Mat 5:39; Rom 12:19, maar òf van Gods verborgen regering in dit gehele werk, waardoor God zekere werktuigen zal verwekken, die deze openlijke wraak, ook onwetend naar Gods wil zullen doen, gelijk van die van Medië en Perzië tegen Babylonië gezegd wordt, Jer 50:9, en Jer 51:11,enz.; òf ook van die prinsen en koningen, die nadat zij tot de kennis der waarheid gebracht zijn, Gods volk zullen voorstaan, en door een Goddelijken ijver gedreven zijnde, tegen de onrechtvaardigheid en afgoderij van dit grote Babylon, Gods oordelen ook zullen uitvoeren. Hetwelk met Rev 17:16-17 wel overeenkomt.
,
 verdubbelt haar Dit wordt gezegd niet ten opzichte van hare ongerechtigheid en tirannie, die God niemand kan aandoen, noch wil aangedaan hebben, maar van de benauwdheid, die zij den vromen onrechtvaardig heeft aangedaan, die God hier wil dat zij rechtvaardig zal lijden, gelijk de volgende woorden verklaren.
7Zoveel als zij zichzelve verheerlijkt heeft, en weelde gehad heeft, zo grote pijniging en rouw doet haar aan; want zij zegt in haar hart: Ik zit als een koningin, en ben geen weduwe, en zal geen rouw zien.
 Ik zit als Dat is de eigen roem van dien die zit in den tempel Gods, alsof hij God ware, en die zichzelf in het wereldlijke verheft boven alle koningen en prinsen, en in het geestelijke boven alle kerkvergaderingen, bisschoppen en prelaten, die als een moeder en koningin van alle Kerken niet kan bezwijken, noch dwalen, wier stoel niet kan te gronde gaan; en dergelijke prachtige titels meer, die zij zichzelf en hare dienaars haar doorgaans in hun schriften geven.
8Daarom zullen haar plagen op een dag komen, namelijk dood, en rouw, en honger, en zij zal met vuur verbrand worden; want sterk is de Heere God, Die haar oordeelt.
 op een dag komen, Dit is, op een korten tijd, die God over haar bestemd heeft.
,
 want sterk is de Namelijk en derhalve zal geen wereldse macht Zijn krachtigen arm van het uitvoeren van dit Zijn oordeel van haar kunnen weren.
9En de koningen der aarde, die met haar gehoereerd en weelde gehad hebben, zullen haar bewenen, en rouw over haar bedrijven, wanneer zij den rook haar brands zullen zien;
 die met haar gehoereerd Namelijk tot den tijd van haar val en uitroeiïng toe. Waaruit blijkt, dat nog altijd enige prinsen en koningen met haar zullen samenspannen tot bevestiging van haar staat en bijgelovigheden, die dezen haren val zullen zoeken te stuiten en als hij reeds geschied zal zijn, ernstig doch tevergeefs zullen beklagen.
,
 rouw over haar Grieks zichzelf slaan; namelijk op de borst van droefheid.
10Van verre staande uit vreze van haar pijniging, zeggende: Wee, wee, de grote stad Babylon, de sterke stad, want uw oordeel is in een ure gekomen.
 Van verre staande Namelijk zonder haar te kunnen helpen.
,
 in een ure gekomen Gelijk vs.8, op één dag, dat is, op een korten tijd.
11En de kooplieden der aarde zullen wenen en rouw maken over haar, omdat niemand hun waren meer koopt;
 hun waren meer koopt; Grieks hun scheepsvracht, of lading; namelijk omdat hun ijdelheid en bedrog bekend wordt.
12Waren van goud, en van zilver, en van kostelijk gesteente, en van paarlen, en van fijn lijnwaad, en van purper, en van zijde, en van scharlaken; en allerlei welriekend hout, en allerlei ivoren vaten, en allerlei vaten van het kostelijkste hout, en van koper, en van ijzer, en van marmersteen;
 Waren van goud, Deze woorden, met enige der volgende verzen, zijn meest genomen uit Ezechiël, Eze 27, waar van den val der koopstad Tyrus dergelijke wordt voorzegd; en hoewel, gelijk tevoren is gezegd, deze antichristische Tyrus ook vele kooplieden uit alle gewesten der wereld, met het kopen en bezigen dezer waren, in al hun pracht en versieringen van tempels, beelden, gebouwen en uiterlijke godsdiensten, door al hun gebied, rijk maakt, zo kan het van de geestelijke koopmanschap, die zij en haar groten onder de mensen drijven, ook zeer goed verstaan worden, gelijk op vs.3 is aangewezen.
,
 welriekend hout, Grieks thyinenhout; zie 1Ki 10:11.
13En kaneel, en reukwerk, en welriekende zalf, en wierook, en wijn, en olie, en meelbloem, en tarwe, en lastbeesten, en schapen; en van paarden, en van koetswagens, en van lichamen, en de zielen der mensen.
 koetswagens, Of karossen.
,
 van lichamen, Dat is, de lichamen der levenden tot slaven makende; en de zielen der afgestorvenen verkopende, om uit haar verdicht vagevuur door verschoningen, aflaten, bedevaarten, zielmissen en dergelijke verlost te worden; waarin het voordeel van deze kooplieden veel bestaat.
14En de vrucht der begeerlijkheid uwer ziel is van u weggegaan; en al wat lekker en wat heerlijk was, is van u weggegaan; en gij zult hetzelve niet meer vinden.
 de vrucht der Grieks de herfstvrucht, oogst, of boomvrucht; dat is, allerlei schone of liefelijke vruchten, lekkernijen en lekkere gerechten, waarnaar gij lust hadt, en waarvan gij overvloed hebt.
15De kooplieden dezer dingen, die rijk geworden waren van haar, zullen van verre staan uit vreze van haar pijniging, wenende en rouw makende;
 De kooplieden Namelijk de geestelijke kooplieden, die van dit Babylon afhangen, en daarover in aanzien en macht zijn. Zie hiervoor de aantekeningen vs.3.
,
 uit vreze van Namelijk dewijl zij in gevaar zijn van hun deel daarvan ook te zullen ontvangen; of ten minste van hun profijt en aanzien in de wereld te zullen verliezen.
16En zeggende: Wee, wee, de grote stad, die bekleed was met fijn lijnwaad, en purper, en scharlaken, en versierd met goud, en met kostelijk gesteente, en met paarlen; want in een ure is zo grote rijkdom verwoest.
 versierd met goud, Grieks vergoud, of verguld; gelijk hiervoren Rev 17:4.
17En alle stuurlieden, en al het volk op de schepen, en bootsgezellen, en allen, die ter zee handelen, stonden van verre;
 alle stuurlieden, Hierdoor kunnen enigszins de eigenlijk genoemde stuurlieden en zeelieden verstaan worden, die ook uit het aanbrengen van vele dezer goederen, uit alle gewesten der wereld, bij dit Babylon hun voordeel deden, gelijk van de stuurlieden en zeelieden van Tyrus wordt verhaald, Eze 27:9, Eze 27:25, en vervolgens. Doch dit wordt ook door velen figuurlijkerwijze verstaan van degenen die leden zijn, of de besturing hebben van de geestelijke hoven, abdijen, kloosters en dergelijke geestelijke goederen, die hierdoor hun voordeel en aanzien ook zullen verliezen; welke verenigingen ook bij wateren en rivieren, Rev 16:4, zijn vergeleken.
,
 bootsgezellen, Of schippers.
,
 die ter zee handelen, Dat is, die de zee bouwen.
18En riepen, ziende den rook van haar brand, en zeggende: Wat stad was deze grote stad gelijk? 19En zij wierpen stof op hun hoofden, en riepen, wenende en rouw bedrijvende, zeggende: Wee, wee, de grote stad, in dewelke allen, die schepen in de zee hadden, van haar kostelijkheid rijk geworden zijn; want zij is in een ure verwoest geworden.
 zij wierpen stof Namelijk tot een bijzonder teken van groten rouw en droefheid over hun verlies, gelijk bij de ouden gebruikelijk was, 1Sa 4:12; Job 2:12, en gelijk van de stuurlieden en zeelieden van Tyrus ook gezegd wordt, Eze 27:30-31. Hoewel deze hun rouw zich niet uitstrekt over hun zonden, en bijgelovigen godsdienst, waar zij in verhard zijn, maar alleen over hun verlies en schade.
20Bedrijft vreugde over haar, gij hemel, en gij heilige apostelen, en gij profeten, want God heeft uw oordeel aan haar geoordeeld.
 Bedrijft vreugde Dat is, gij inwoners des hemels, engelen en heilige martelaars, die om deze uitvoering van Gods oordelen, tot rechtvaardiging hunner zaak, ook gebeden hebben, Rev 6:10; welker getal nu dagelijks wordt vervuld. Hetwelk nochtans zo niet is te verstaan, alsof de hemelse schepselen, of Gods Kerk, zich moesten verheugen over iemands ongeval, maar over de uitvoering van Gods rechtvaardigheid, en over het bewijs van de rechtvaardigheid der zaak waardoor de gelovigen hier lijden.
,
 gij heilige apostelen, Hierdoor worden niet alleen verstaan de apostelen en de profeten eigenlijk zo genoemd, die als leden van één lichaam, en een gemene zaak hebbende, zich ook hierover zouden verblijden; maar ook de dienaars en leraars der volgende tijden, die naar het voorbeeld der vorigen ook hetzelfde zou overkomen.
,
 uw oordeel aan Dat is, u aan haar gewroken.
21En een sterke engel hief een steen op als een groten molensteen, en wierp dien in de zee, zeggende: Aldus zal de grote stad Babylon met geweld geworpen worden, en zal niet meer gevonden worden.
 een sterke engel Dit teken wordt bij de beloften en het dreigement tot versterking bijgevoegd, gelijk doorgaans bij de profeten te zien is, en in het bijzonder van den val van het oude Babylon; Jer 51:63.
22En de stem der citerspelers, en der zangers, en der fluiters, en der bazuiners, zal niet meer in u gehoord worden; en geen kunstenaar van enige kunst zal meer in u gevonden worden; en geen geluid des molens zal in u meer gehoord worden.
 de stem der citerspelers, Onder dergelijke wijze van spreken wordt ook het uiterste ongeval geprofeteerd aan die van Cyrus; Eze 26:13.
,
 geluid des molens Namelijk om voedsel te bereiden voor de bewoners tot onderhoud des levens nodig.
23En het licht der kaars zal in u niet meer schijnen; en de stem eens bruidegoms en ener bruid zal in u niet meer gehoord worden; want uw kooplieden waren de groten der aarde, want door uw toverij zijn alle volken verleid geweest.
 het licht der kaars Dit wordt daarbij gevoegd, òf omdat zulk licht nodig is tot een groot deel van het leven der mensen, bij avond en nacht; òf omdat de bruiloften, waarvan volgt, des avonds en des nachts werden gehouden, waar deze kaarsen en fakkels toe werden gebruikt. Zie Mat 25:1.
,
 de stem eens bruidegoms Namelijk hetwelk niet alleen een tijd is van vrolijkheid, maar ook een middel waardoor de inwoners van dit Babylon weder zouden kunnen aanwassen en vermenigvuldigen.
,
 uw kooplieden Zie de aantekeningen op vs.3.
,
 door uw toverij Dat is afgoderij en aanlokking van uw opgesmukten godsdienst; gelijk meermalen hiervoor.
24En in dezelve is gevonden het bloed der profeten en der heiligen, en al dergenen, die gedood zijn op de aarde.
 in dezelve is Dat is, zij is bevonden oorzaak geweest te zijn van het storten van het bloed der profeten en heiligen, zo omdat zij zelf een grote menigte daarvan heeft gedood, en in haar geheel gebied, door hare strenge plakkaten en rechtbanken heeft doen doden, alsook omdat zij met dit doen de tirannie van anderen, die zulks hebben gedaan, heeft gestijfd en goedgekeurd. Zie dergelijke woorden van Christus Mat 23:34-36.
Copyright information for DutSVVA