Romans 1:19-20

19Overmits hetgeen van God kennelijk is, in hen openbaar is; want God heeft het hun geopenbaard.
 hetgeen van God kennelijk is, Namelijk zoveel als een mens zonder Gods Woord uit de natuur van God weten kan.
,
 hen openbaar is; Dat is, in het binnenste van hun gemoed; of onder hen; dat is, onder hunne wijzen en geleerden, die hiervan zeer vele klare en wijze spreuken en redenen in hunne schriften hebben nagelaten, hoewel zij zelf daartegen gedaan hebben.
,
 heeft het hun geopenbaard Namelijk eensdeels door de wet der natuur, in hunne conscientiën, Joh 1:9 ; anderdeels door het aanschouwen der schepselen Gods, waardoor Zijne eigenschappen gelijk als getast worden; Psa 19:2 , en Psa 148:4-6 ; Act 14:15 ; en Act 17:24 , enz.
20Want Zijn onzienlijke dingen worden, van de schepping der wereld aan, uit de schepselen verstaan en doorzien, beide Zijn eeuwige kracht en Goddelijkheid, opdat zij niet te verontschuldigen zouden zijn.
 onzienlijke dingen worden Dat is, goddelijke eigenschappen.
,
 schepselen verstaan Grieks maakselen, of gemaakte dingen.
,
 Zijn eeuwige kracht Waardoor verstaan wordt de eigenschap Gods, waardoor alle dingen zijn geschapen en hun begin hebben, welke daarom, gelijk ook Zijn wezen, eeuwig moet zijn, omdat zij voor alle dingen is en ene oorzaak van alles.
,
 Goddelijkheid, Hierdoor verstaat hij de andere eigenschappen der majesteit Gods, welker voetstappen en beeltenissen in Gods schepselen blijkbaar zijn, als Zijne goedheid, wijsheid, gerechtigheid, enz.
,
 niet te verontschuldigen zouden zijn Grieks onverontschuldigd, of alzo dat zij niet te verontschuldigen zijn; namelijk voor Gods rechtvaardig oordeel, alsof zij niet geweten hadden wat zij schuldig waren te doen.
Copyright information for DutSVVA