Romans 10:3-5

3Want alzo zij de rechtvaardigheid Gods niet kennen, en hun eigen gerechtigheid zoeken op te richten, zo zijn zij der rechtvaardigheid Gods niet onderworpen.
 de rechtvaardigheid Gods Dat is, die God in het Evangelie geopenbaard heeft, en die ons God door Christus schenkt; 2Co 5:21 ; Phi 3:9 .
,
 hun eigen gerechtigheid Namelijk door hun eigen werken, of door de gehoorzaamheid der wet; waarin zij nochtans verre tekortkomen, gelijk bewezen is van alle mensen, Rom 3 , en van Abraham en David, Rom 4 .
,
 op te richten, Grieks, te stellen. Hier wordt de vermetelheid van het menselijk gemoed betekend, dat zijn eigen gerechtigheid voor God staande wil houden, gelijk de Farizeën; Luk 18:11-12 .
,
 niet onderworpen Dat is, willen zichzelven die niet onderwerpen; en daarom kunnen zij tot de gerechtigheid, die voor God bestaat, niet komen; gelijk Rom 8:7 .
4Want het einde der wet is Christus, tot rechtvaardigheid een iegelijk, die gelooft.
 het einde der wet is Christus, Dat is het oogmerk, waarom de wet door Mozes is gegeven, is opdat de mensen daardoor tot kennis hunner zonden gebracht zijnde, tot Christus en zijne rechtvaardigheid hunne toevlucht zouden nemen, als die de wet voor ons volkomen volbracht heeft. Zie Gal 3:19 , enz.
5Want Mozes beschrijft de rechtvaardigheid, die uit de wet is, zeggende: De mens, die deze dingen doet, zal door dezelve leven.
 Want Mozes In deze navolgende zeven verzen stelt de apostel een klaar onderscheid tussen de rechtvaardigheid der wet en des geloofs; en bewijst zowel de ene als de andere met de woorden van Mozes zelven.
,
 die deze dingen doet, Namelijk volmaakt en zonder iets na te laten; Deu 27:26 ; Gal 3:10 ; Jam 2:10 .
Copyright information for DutSVVA