Romans 16
1En ik beveel u Febe, onze zuster, die een dienares is der Gemeente, die te Kenchreen is; ▼▼ beveel u Febe, Dat is, recommandeer.
,
▼▼ zuster, Namelijk in Christus.
,
▼▼ een dienares is der Gemeente, Namelijk niet in den dienst van prediken; want die wordt aan de vrouwen verboden, 1Co 14:34 , en 1Ti 2:12 , maar òf een diakones, die de kranken verzorgde, 1Ti 5:9-10 , òf, hetwelk waarschijnlijker is, die de gemeente diende in het ontvangen en herbergen van de verjaagde Christenen, en ook van de apostelen en leraars, gelijk blijkt uit vs.2.
,
▼ 2Opdat gij haar ontvangt in den Heere, gelijk het den heiligen betaamt, en haar bijstaat, in wat zaak zij u zou mogen van doen hebben; want zij is een voorstandster geweest van velen, ook van mijzelven. ▼▼ ontvangt Dat is, herbergt en vriendelijk bejegent.
,
▼▼ in den Heere, Dat is, om des Heeren wil, of in des Heeren naam.
,
▼▼ gelijk het den heiligen betaamt, Dat is, gelijk haar, die een heilige en godzalige vrouw is, en ook ulieden, die vrome Christenen zijt, betaamt. Grieks, waardiglijk den heiligen.
,
▼▼ bijstaat, Namelijk met raad en daad, om haar hare zaken te helpen verrichten, die zij te Rome te doen heeft.
,
▼ 3Groet Priscilla en Aquila, mijn medewerkers in Christus Jezus; ▼▼ Priscilla De huisvrouw van Aquila, die een zeer kloeke en godzalige vrouw was.
,
▼▼ Aquila, De man van Priscilla, een tentenmaker uit Pontus. Zie van beiden Act 18:2 , enz.; 1Co 16:19 ; 2Ti 4:19 . Deze waren tevoren uit Rome verdreven door het gebod van den keizer Claudius, en waren te Corinthe, toen Paulus daar kwam, Act 18:2 ; en alzo hier blijkt dat zij nu wederom te Rome waren, zo schijnt wel dat de apostel tweemaal te Corinthe is geweest, want deze zendbrief is uit Corinthe geschreven.
,
▼▼ medewerkers in Christus Jezus; Namelijk in het verbreiden der Evangelische leer, waarin zij naar hunne gelegenheid en beroeping het beste deden.
4Die voor mijn leven hun hals gesteld hebben; denwelken niet alleen ik danke, maar ook al de Gemeenten der heidenen. ▼
,
▼
,
▼▼ al de Gemeenten der heidenen Overmits dezelve daardoor verkregen hebben die weldaad, dat ik nog in het leven ben gebleven om dezelve te leren en te versterken.
5Groet ook de Gemeente in hun huis. Groet Epenetus, mijn beminde, die de eersteling is van Achaje in Christus. ▼
,
▼▼ beminde, Namelijk om zijn bijzondere godzaligheid.
,
▼
,
▼▼ van Acháje in Christus Dat is, van al de gelovigen, diein Achaje zijn.
6Groet Maria, die veel voor ons gearbeid heeft. ▼▼ ons Dat is, voor de gelovigen, en voornamelijk voor de leraars.
,
▼▼ gearbeid heeft Namelijk met hen te herbergen, en andere diensten te doen.
7Groet Andronikus en Junias, mijn magen, en mijn medegevangenen, welke vermaard zijn onder de apostelen, die ook voor mij in Christus geweest zijn. ▼▼ mijn magen, Dat is, Joden van mijne maagschap.
,
▼
,
▼
,
▼▼ voor mij Dat is, eer ik bekeerd ben geweest.
,
▼▼ in Christus geweest zijn Dat is, tot den Christelijken godsdienst zijn bekeerd geweest.
8Groet Amplias, mijn beminde in den Heere. ▼▼ in den Heere Dat is, omdat hij ook in den Heere gelooft.
9Groet Urbanus, onzen medearbeider in Christus, en Stachys, mijn beminde. 10Groet Apelles, die beproefd is in Christus. Groet hen, die van het huisgezin van Aristobulus zijn. ▼▼ beproefd is in Christus Dat is, die door vele gevaren en zwarigheden geoefend zijnde, oprecht is bevonden.
,
▼▼ Aristobúlus Het schijnt dat deze Aristobulus nog zelf geen Christen was, omdat de Apostel hem niet doet groeten; doch het blijkt evenwel dat hij een bescheiden man is geweest, die de Christenen in zijn huisgezin duldde.
11Groet Herodion, die van mijn maagschap is. Groet hen, die van het huisgezin van Narcissus zijn, degenen namelijk, die in den Heere zijn. ▼▼ die van mijn maagschap is Zie vs.7.
,
▼▼ die in den Heere zijn Dat is, die Christenen zijn. Want die nog heidenen waren in dat huisgezin, die groet hij niet.
12Groet Tryfena en Tryfosa, vrouwen die in den Heere arbeiden. Groet Persis, de beminde zuster, die veel gearbeid heeft in den Heere. ▼▼ die in den Heere arbeiden Zie vs.5.
13Groet Rufus, den uitverkorene in den Heere, en zijn moeder en de mijne. ▼▼ den uitverkorene in den Heere, Dat is, die een uitgelezen en bijzonder man is.
,
▼▼ zijn moeder Namelijk naar de natuur.
,
▼ 14Groet Asynkritus, Flegon, Hermas, Patrobas, Hermes, en de broeders, die met hen zijn. 15Groet Filologus en Julia, Nereus en zijn zuster, en Olympas, en al de heiligen, die met henlieden zijn. 16Groet elkander met een heiligen kus. De Gemeenten van Christus groeten ulieden. ▼ 17En ik bid u, broeders, neemt acht op degenen, die tweedracht en ergernissen aanrichten tegen de leer, die gij van ons geleerd hebt; en wijkt af van dezelve. ▼ 18Want dezulken dienen onzen Heere Jezus Christus niet, maar hun buik; en verleiden door schoonspreken en prijzen de harten der eenvoudigen. ▼▼ Want dezulken Hij beschrijft hen, opdat zij mogen bekend en te beter gemeden worden.
,
▼▼ dienen onzen Heere Jezus Christus niet, Namelijk hoewel zij zich voor dienaars des Heeren uitgeven.
,
▼
,
▼▼ der eenvoudigen Grieks, dergenen, die niet kwaad zijn.
19Want uw gehoorzaamheid is tot kennis van allen gekomen. Ik verblijde mij dan uwenthalve; en ik wil, dat gij wijs zijt in het goede, doch onnozel in het kwade. ▼ 20En de God des vredes zal den satan haast onder uw voeten verpletteren. De genade van onzen Heere Jezus Christus zij met ulieden. Amen. ▼
,
▼▼ den satan Namelijk die door zijne middelen u zoekt te verleiden.
,
▼
,
▼
,
▼ 21U groeten, Timotheüs, mijn medearbeider, en Lucius, en Jason, en Socipater, mijn bloedverwanten. 22Ik, Tertius, die den brief geschreven heb, groet u in den Heere. ▼▼ die den brief geschreven heb, Namelijk uit den mond van Paulus.
23U groet Gajus, de huiswaard van mij en van de gehele Gemeente. U groet Erastus, de rentmeester der stad, en de broeder Quartus. ▼
,
▼▼ huiswaard van mij Dat is, die in zijn huis den apostel herbergde en andere gelovigen, die daar niet woonachtig waren. Zie vs.1.
,
▼
,
▼▼ der stad, Dat is, van Corinthe, vanwaar de apostel dezen brief geschreven heeft.
24De genade van onzen Heere Jezus Christus zij met u allen. Amen. ▼▼ De genade van onzen Heere Jezus Christus Zie vs.20. De apostel herhaalt dezen wens wederom, om te tonen hoe nodig dezelve is, en dat deze brief uit grote toegenegenheid van hem is geschreven.
25Hem nu, Die machtig is u te bevestigen, naar mijn Evangelie en de prediking van Jezus Christus, naar de openbaring der verborgenheid, die van de tijden der eeuwen verzwegen is geweest; ▼
,
▼
,
▼
,
▼▼ van de tijden der eeuwen Grieks, eeuwige tijden; of van de tijden der wereld; dat is, nadat de wereld geschapen is geweest.
,
▼▼ verzwegen is geweest; Dit is te verstaan, niet alzo, dat men in het Oude Testament van de Evangelische leer niet zou hebben geweten; want in vs.26 wordt verklaard, dat de openbaring dezer leer ook geschied is door de profetische schriften; maar ten aanzien van die klare openbaring en verkondiging nu in het Nieuwe Testament geschied, alzo Christus toen nog niet was gekomen; en de heidenen daarvan ganselijk niet wisten; Psa 147:20 ; Eph 2:12 .
26Maar nu geopenbaard is, en door de profetische Schriften, naar het bevel des eeuwigen Gods, tot gehoorzaamheid des geloofs, onder al de heidenen bekend is gemaakt; ▼▼ nu geopenbaard is, Namelijk in de tijden des Nieuwen Testaments.
,
▼
,
▼▼ naar het bevel Of, ordonnantie Gods, die goedgevonden heeft alzo der mensen zaligheid teweeg te brengen, en die niet is gehouden daarvan iemand rekenschap te geven.
,
▼▼ bekend is gemaakt; Namelijk daar het tevoren onder hen verzwegen was, vs.25.
27Den zelven alleen wijzen God zij door Jezus Christus de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen. De brief aan de Romeinen is geschreven van Korinthe, en gezonden door Febe, de dienares der gemeente die te Kenchreen is. ▼▼ Den zelven Of, den eeuwigen wijzen God, of, den alleen wijzen God, door Jezus Christus, wien zij de heerlijkheid in der eeuwigheid.
,
▼
Copyright information for
DutSVVA