Romans 6:2-3

2Dat zij verre. Wij, die der zonde gestorven zijn, hoe zullen wij nog in dezelve leven?
 Dat zij verre De apostel verwerpt met deze woorden zulk gevolg, als het antwoord onwaardig, en bewijst het tegendeel, dat wij in de zonde niet moeten blijven.
,
 die der zonde gestorven zijn, Dat is, wij die van de heersende macht der inwonende zonde door Christus' Geest verlost zijn, vs.6,7; want der zonde sterven betekent in de Schrift des Nieuwen Testaments de zonde in ons geen leven laten hebben, dat is, niet leven onder de macht en heerschappij der zonde.
,
 in dezelve leven Dat is, de zonde haar leven en kracht laten, en in ons de overhand laten hebben.
3Of weet gij niet, dat zovelen als wij in Christus Jezus gedoopt zijn, wij in Zijn dood gedoopt zijn?
 in Christus Jezus gedoopt zijn Namelijk om te betuigen onze gemeenschap, die wij met Christus hebben door het geloof.
,
 in Zijn dood gedoopt zijn Dat is, door de doop verzekerd worden dat wij gemeenschap hebben aan Zijnen dood, waardoor niet alleen onze zonden voor God verzoend zijn, maar ook de Heilige Geest is verworven, door wiens werking de verdorvenheid, die in ons is, haar leven of heersende kracht is benomen, hetwelk is de eerste trap onzer wedergeboorte; Tit 3:5-6 . De apostel schijnt hier te zien op de wijze van dopen, in de warme Oosterse landen veel gebruikelijk, waar de mensen geheel in het water ingedoopt werden, een weinig tijds onder het water bleven, en daarna uit het water oprezen; en aan te wijzen, dat deze indoping en blijven in het water ene afbeelding is van Christus' dood en begrafenis, en het oprijzen uit het water van Zijne verrijzenis. Hetwelk ook op onze wijze van dopen door besprenging wel kan gepast worden.
Copyright information for DutSVVA