Romans 8

1Zo is er dan nu geen verdoemenis voor degenen, die in Christus Jezus zijn, die niet naar het vlees wandelen, maar naar den Geest.
 dan nu geen Dit woord dan, ziet op hetgeen van den apostel tot hiertoe in dezen brief is geleerd, namelijk dat de mens niet uit de wet, maar door het geloof in Christus rechtvaardig is; en dat hij door den Geest van Christus van de heerschappij der zonde is verlost, al is er nog strijd in hem overig.
,
 verdoemenis voor degenen, Hij zegt niet: niets verdoemelijks, want de zonde is in zichzelve altijd verdoemelijk, Rom 3:19 ; maar zij strekt den gelovige niet tot verdoemenis, omdat de zonde den gelovige om Christus' wil wordt vergeven, en daarom voegt hij daarbij, voor degenen, die in Christus Jezus zijn, dat is, die door het waar geloof met Hem zijn verenigd; Eph 3:17 .
,
 die niet naar het vlees wandelen, Dat is, die de begeerlijkheden des vleesches niet volgen, of naar dezelve niet leven. Dit stelt de apostel tegen de mond-Christenen, als een merkteken dergenen, die door het geloof met Christus waarlijk verenigd en dienvolgens van alle verdoemenis zijn verlost; Joh 15:2-3 .
2Want de wet des Geestes des levens in Christus Jezus heeft mij vrijgemaakt van de wet der zonde en des doods.
 de wet des Geestes des levens Dat is, de levendmakende Geest, die in Christus Jezus is.
,
 de wet der zonde en des doods Dat is, de kracht der zonde, die in ons tevoren heeft geheerst. En dit is een krachtig bewijs van het laatste deel van vs.1, dat de gelovigen niet naar het vlees, maar naar den Geest wandelen.
3Want hetgeen der wet onmogelijk was, dewijl zij door het vlees krachteloos was, heeft God, Zijn Zoon zendende in gelijkheid des zondigen vleses, en dat voor de zonde, de zonde veroordeeld in het vlees.
 Want In deze twee verzen bewijst hij het eerste deel van vs.1, namelijk dat er gene verdoemenis voor de gelovigen is.
,
 hetgeen der wet onmogelijk was, Grieks het onmogelijke der wet; dat is, omdat het de wet onmogelijk was de zonde teniet te doen, of den mens voor God te rechtvaardigen.
,
 krachteloos was, Of, onmachtig; namelijk door de verdorvenheid onzer natuur om ons te rechtvaardigen en het leven te geven.
,
 in gelijkheid Christus' mensheid is een ware menselijke natuur geweest, doch geen zondige natuur, maar heeft alleen de gelijkheid gehad ener zondige natuur, omdat Hij al onze zwakheden heeft gedragen, daar wij door de zonde in lagen; Phi 2:7 .
,
 des zondigen vleses, Grieks des vleesches der zonde.
,
 voor de zonde, Dat is, als een offerande voor de zonde, Heb 10:6 . Of tot verzoening en vernietiging der zonde, Rom 4:25 ; 1Co 15:3 .
,
 veroordeeld Dat is, gestraft, gedood en hun de kracht van beschuldigen benomen.
,
 in het vlees Namelijk Christus; dat is, door de offerande van Christus, die in het vlees voor ons heeft geleden.
4Opdat het recht der wet vervuld zou worden in ons, die niet naar het vlees wandelen, maar naar den Geest.
 het recht der wet Dat is, hetgeen de wet eiste, die het leven beloofde aan degenen, die de wet volkomen hielden, welken eis Christus voor ons vervuld heeft; Gal 3:13-14 , en Gal 4:4-5 .
,
 die niet naar het vlees wandelen, Dit herhaalt de apostel wederom uit vs.1, niet als ene oorzaak der rechtvaardigmaking, hetwelk hij zelfs van Abraham en David heeft ontkend, Rom 4 , maar als een merkteken, waaraan de gelovigen van de waarheid huns geloofs, en dus van hunne rechtvaardigmaking kunnen gekend en verzekerd zijn; en stelt dit merkteken als een grond om de volgende vermaning daarop te bouwen.
5Want die naar het vlees zijn, bedenken, dat des vleses is; maar die naar den Geest zijn, bedenken, dat des Geestes is.
 die naar het vlees zijn, Dat is, in welke de natuurlijke verdorvenheid nog haar volle kracht heeft, gelijk voren.
,
 bedenken dat des vleses is; Of, verzinnen, bevroeden; dat is, met hun verstand en met al hunne zinnen naar vleselijke zaken trachten, waarvan de vruchten in het brede beschreven worden, Gal 5:19-21 .
,
 die naar den Geest zijn Dat is, die door den Geest Gods zijn wedergeboren.
,
 bedenken, dat des Geestes is Dat is, begeven zich en trachten naar geestelijke zaken, welke van den apostel ook in het brede beschreven worden; Gal 5:22 .
6Want het bedenken des vleses is de dood; maar het bedenken des Geestes is het leven en vrede;
 is de dood; Dat is, leidt en brengt den mens tot den dood.
,
 is het leven en vrede; Dat is, is de weg tot het eeuwige leven en tot den eeuwigen vrede; Rom 2:10 .
7Daarom dat het bedenken des vleses vijandschap is tegen God; want het onderwerpt zich der wet Gods niet; want het kan ook niet.
 vijandschap is tegen God; Dat is, vijandelijk gezind tegen God; niet dat de vleselijke mens altijd voorheeft God te haten als een vijand, maar omdat hetgeen, waar hij een behagen in heeft, Gode vijandig en hatelijk is, en hij zichzelven daardoor hatelijk maakt voor God; Deu 5:9 ; Rom 1:30 .
,
 het kan ook niet Namelijk zichzelven Gods wet onderwerpen en die van harte gehoorzamen, namelijk vanwege de verdorvenheid en verkeerdheid, die daarin en in de wereld is, waar het een behagen in heeft; 1Jo 2:15-16 .
8En die in het vlees zijn, kunnen Gode niet behagen.
 kunnen Gode niet behagen Namelijk zolang zij door Christus' Geest daaruit niet zijn verlost.
9Doch gijlieden zijt niet in het vlees, maar in den Geest, zo anders de Geest Gods in u woont. Maar zo iemand den Geest van Christus niet heeft, die komt Hem niet toe.
 gijlieden Namelijk die in Christus geloofd hebt; want hij schrijft aan hen eigenlijk; Rom 1:7 .
,
 in het vlees, Dat is, naar het vlees, gelijk vs.5 verklaard wordt.
,
 in den Geest, Dat is, naar den Geest, vs.5.
,
 zo anders de Geest Gods Of, dewijl, overmits. Alzo ook vs.17.
,
 u woont Namelijk door Zijn genadige werkingen, als daar zijn verlichting des verstands, versterking des geloofs, verzekering van de zaligheid, opwekking tot het gebed, beweging tot geestelijke begeerten, vertroosting in kruis en aanvechting, enz. Want een mens, waar hij als een heer woont, daar heeft hij zijn gebied, en daar doet hij zijn gewoon werk; Joh 14:16-17 ; 1Co 3:16 .
,
 den Geest van Christus niet heeft, Dat is, dezelfde Geest, die in het voorgaande de Geest Gods, namelijk des Vaders, genaamd wordt, wordt hier ook Christus' Geest genaamd, omdat Hij ook van Christus voortkomt, en ons van Christus is verworven; Joh 14:26 , en Joh 16:7 ; Gal 4:6 .
,
 die komt Hem niet toe Namelijk als een recht lid van Zijn lichaam, hetwelk door dezen Geest alleen leeft en Zijn geestelijke werking heeft.
10En indien Christus in ulieden is, zo is wel het lichaam dood om der zonden wil; maar de geest is leven om der gerechtigheid wil.
 het lichaam dood Dat is, nog sterflijk, of den lichamelijken doop onderworpen, gelijk vs.11 verklaard wordt.
,
 om der zonden wil; Dat is, om de overblijfselen der zonde, die nog in u zijn; 1Co 15:56 .
,
 de geest Dat is, uwe ziel, die door Gods Geest vernieuwd is, gelijk blijkt uit de tegenstelling des lichaams.
,
 is leven Dat is, des eeuwigen levens deelachtig, en zal altijd bij God in heerlijkheid zijn, als is het, dat het lichaam voor een tijd moet afgelegd worden; 2Co 5:1 , 2Co 5:8 .
,
 om der gerechtigheid wil Namelijk waardoor gij gerechtvaardigd zijt, en waarop ook de heiligmaking volgt, die Christus hier in ons begint en hier namaals in ons zal volbrengen, alzo hij zijn begonnen werk niet zal laten steken.
11En indien de Geest Desgenen, Die Jezus uit de doden opgewekt heeft, in u woont, zo zal Hij , Die Christus uit de doden opgewekt heeft, ook uw sterfelijke lichamen levend maken, door Zijn Geest, Die in u woont.
 levend maken, Dat is, weder opwekken tot een eeuwig leven, waar geen zonde en dood meer plaats zal hebben.
,
 door Zijn Geest, Want gelijk de Vader de doden opwekt, alzo wekt ook de Zoon de doden op, Joh 5:21 , en hier ook de Heilige Geest als eenzelfde God met Hem en van eenzelfde kracht.
12Zo dan, broeders, wij zijn schuldenaars niet aan het vlees, om naar het vlees te leven.
 schuldenaars Dat is, gehouden en verplicht door de weldaden, die wij alrede ontvangen hebben, en nog verwachten.
13Want indien gij naar het vlees leeft, zo zult gij sterven; maar indien gij door den Geest de werkingen des lichaams doodt, zo zult gij leven.
 zo zult gij sterven; Namelijk den eeuwigen dood, gelijk uit het leven dat hier beloofd wordt blijkt. En dit zegt de apostel niet om de gelovigen aan hunne zaligheid te doen twijfelen, want het tegendeel zal hij van het volgende vs. tot het einde van het hfdst. krachtiglijk bewijzen; maar hij zegt dit om hen te meer tegen het vlees te wapenen en om de rechte gelovigen te onderscheiden van degenen, die zich voor gelovigen uitgeven en zulks inderdaad niet zijn, alzo zij met hun leven betuigen dat zij door Gods geest niet zijn wedergeboren, welke hij, door dit zware dreigement, tot nadenken en bekering wil brengen.
,
 door den Geest Namelijk die in u woont en u alrede kracht daartoe heeft gegeven, zo gij maar door gebeden en andere oefeningen der godzaligheid dezelve behoorlijk verwekt; 1Co 15:10 ; 2Ti 1:6 .
,
 de werkingen des lichaams Dat is, de begeerlijkheden en bewegingen der zonde, die nog in u overig zijn.
,
 doodt, zo zult gij leven Dat is, wederstaat, tenonder brengt, dat zij in u niet leven of heersen.
14Want zovelen als er door den Geest Gods geleid worden, die zijn kinderen Gods.
 geleid worden, Of, gedreven; dat is, in hun verstand verlicht, en in hun wil en genegenheden geregeerd en gestuurd worden, om te doen wat God behaagt.
,
 die zijn kinderen Gods Dat is, die hebben de zekere kentekenen, dat zij van God door het geloof in Christus tot kinderen zijn aangenomen, Joh 1:12 , Eph 1:13 , hetwelk hij ook, door de eigen werking des Geestes, die de gelovigen ontvangen, in vs.15,16 bewijst.
15Want gij hebt niet ontvangen den Geest der dienstbaarheid wederom tot vreze; maar gij hebt ontvangen den Geest der aanneming tot kinderen, door Welken wij roepen: Abba, Vader!
 den Geest der dienstbaarheid Alzo noemt hij de werking des Geestes Gods door de wet, die de harten der mensen door de dreigementen tegen de overtreders verslaat en bevreesd maakt, gelijk daarvan een klaar voorbeeld is in de Israëlieten, als God de wet der tien geboden voor hen van den berg heeft uitgesproken; Exo 20:19 . Waarop de apostel hier ziet, alsook Heb 12:18-19 .
,
 den Geest der aanneming Hierdoor wordt verstaan de genadige werking des Heiligen Geestes door de predikatie des heiligen Evangelies, die de harten der gelovigen verkwikt en van hunne aanneming tot kinderen verzekert; waartoe ook de volgende werkingen dienen. Zie Gal 4:6 ; Eph 4:30 .
,
 Abba, Vader Dat is, wij Hem vrijmoedig durven aanroepen als onzen Vader. Het woord Abba betekent in de Syrische taal Vader, hetwelk de apostel hier gehouden heeft, omdat het een woord is vol genegenheid, hetwelk de jonge kinderen bijna in alle talen behouden; en hij zet daarbij het woord Vader, niet alleen om hetzelve te verklaren, maar ook om de beweging en zonderlinge genegenheid der gelovigen in dit roepen tot God beter uit te drukken; gelijk ook Christus deze verdubbeling van het woord Vader tot dien einde heeft gebruikt in Zijn meeste benauwdheid, Mar 14:36 , en aan het kruis de verdubbeling van het woord Mijn God, Mijn God, Mar 15:34 . Ziet hierna vs.26.
16Dezelve Geest getuigt met onzen geest, dat wij kinderen Gods zijn.
 getuigt met onzen geest, Of, getuigt mede tot onzen geest. Dat is, de Heilige Geest beweegt niet alleen ons om God voor onzen Vader aan te roepen, maar getuigt ook inwendig tot onzen geest dat wij Gods kinderen zijn; of betuigt met onzen geest. Dat is, tezamen met onzen geest, die ons ook mede getuigt, door de aanmerking der kentekenen van het kindschap Gods, die onzen geest door Gods Geest in zichzelve bevindt; welke getuigenis, hoewel zij niet altijd even krachtig is in de gelovigen, zo openbaart zij nochtans zich menigmaal in hun meeste vernedering en benauwdheid.
17En indien wij kinderen zijn, zo zijn wij ook erfgenamen, erfgenamen van God, en medeerfgenamen van Christus; zo wij anders met Hem lijden, opdat wij ook met Hem verheerlijkt worden.
 van God, Namelijk als van onzen Vader, die ons met zich deel geeft aan zijn hemelse goederen.
,
  medeërfgenamen van Christus; Namelijk als van onzen eerstgeboren broeder, dien dezelve van natuur toekomen, en die ons dezelve mede deelachtig maakt uit genade. Zie vs.29; Luk 22:29 ; Heb 1:2 .
,
 met Hem lijden, Dat is, gewillig zijn om te lijden, en in hetzelve lijdzaam, als het God belieft ons daartoe te roepen; Act 5:41 ; 2Ti 2:12 . En hier begint de apostel het tweede deel van dit hoofdstuk, stellende verscheidene grondige redenen van troost voor, om de gelovigen in dit lijden te versterken, en van de eindelijke overwinning, naar zijn voorbeeld, te verzekeren.
,
 met Hem verheerlijkt worden Namelijk Christus, Phi 3:20-21 .
18Want ik houde het daarvoor, dat het lijden dezes tegenwoordigen tijds niet is te waarderen tegen de heerlijkheid, die aan ons zal geopenbaard worden.
 dezes tegenwoordigen tijds Grieks des tijds van nu.
,
 niet is te waarderen Of, niet waardig is der heerlijkheid; dat is, gene gelijkheid in waarde heeft met de heerlijkheid, namelijk zo ten aanzien van de grootte van deze heerlijkheid als ten aanzien van de eeuwigheid van die; daar het lijden hier kort is en ons niet wordt opgelegd boven ons vermogen; 2Co 4:17 . Dit is de eerste reden om ons tot lijdzaamheid te bewegen.
19Want het schepsel, als met opgestoken hoofde, verwacht de openbaring der kinderen Gods.
 Want Grieks want het verlangen, of verbeiden des schepsels met opgestoken hoofd verwacht, enz. Zie ook Phi 1:20 .
,
 het schepsel, Namelijk van hemel en aarde, dat nu tegen de eerste instelling Gods der ijdelheid is onderworpen; dat is de kwade mensen moet dienen, en ook ten groten dele der verderfenis om des mensen wil is onderworpen, vs.21, waarvan het ten uitersten dage wederom zal verlost worden; Act 3:21 ; 2Pe 3:12-13 . Want dat sommigen daardoor verstaan de mensen, gelijk Mar 16:15 , kan niet bestaan, overmits de goddelozen daarnaar niet verlangen, en van de gelovigen bijzonder zal gehandeld worden, vs.23. En dit voorbeeld is de tweede reden om de gelovigen tot lijdzaamheid te bewegen.
20Want het schepsel is der ijdelheid onderworpen, niet gewillig, maar om diens wil, die het der ijdelheid onderworpen heeft;
 niet gewillig, Dat is, niet vanzelf, of naar de orde, die God eerst in de schepping gesteld heeft; want geen schepsel zoekt zijn eigen verderf. Zie ook vs.38,39.
,
 om diens wil, Dat is, om de zonde des mensen wil, waardoor ook naar Gods rechtvaardig oordeel de vloek over het aardrijk is gekomen; Gen 3:17 , en over alle andere creaturen die den mens in deze verdorvenheid moeten dienen. Mat 5:45 , en het misbruik des mensen onderworpen zijn.
21Op hoop, dat ook het schepsel zelf zal vrijgemaakt worden van de dienstbaarheid der verderfenis, tot de vrijheid der heerlijkheid der kinderen Gods.
 Op hoop, Tevoren heeft hij het verwachting genaamd; want hoop is een lijdzame verwachting van ene zaak; en wordt hier alzo genaamd, omdat God deze algemene verlossing des schepsels van het verderf en misbruik des mensen beloofd heeft, waar de engelen en heilige zielen naar verlangen, Rev 6:10 , en de andere schepselen een natuurlijke genegenheid toe schijnen te hebben, hetwelk in vs.22 bij gelijkenis een zuchten en barensnood wordt genaamd, waar de verlossing op wordt verwacht. Sommigen voegen deze woorden, op hoop, bij het vs.20, en beginnen dit vers aldus: Want ook het schepsel, enz.
22Want wij weten, dat het ganse schepsel te zamen zucht, en te zamen als in barensnood is tot nu toe. 23En niet alleen dit, maar ook wij zelven, die de eerstelingen des Geestes hebben, wij ook zelven, zeg ik, zuchten in onszelven, verwachtende de aanneming tot kinderen, namelijk de verlossing onzes lichaams.
 die de eerstelingen des Geestes hebben, Alzo noemt hij de wedergeborenen omdat zij de eerste gaven des Heiligen Geestes hebben ontvangen en verwachten dat ook de overige, die ons beloofd zijn, zullen volgen, gelijk de eerste vruchten, die God opgeofferd zijnde, de gehele massa heiligden; Rom 11:16 .
,
 in onszelven, Dat is, in het binnenste van onze harten. Zie Rom 7:24 .
,
 de aanneming tot kinderen, Dat is, het volle bezit der erven, die ons in deze aanneming is beloofd.
,
 de verlossing onzes lichaams Namelijk van het verderf en de ijdelheid, 1Co 15:43-44 , en dit is de derde reden van onzen troost in het kruis.
24Want wij zijn in hope zalig geworden. De hoop nu, die gezien wordt, is geen hoop; want hetgeen iemand ziet, waarom zal hij het ook hopen?
 die gezien wordt, Dat is, waar de gehoopte zaak tegenwoordig is, of alrede bezeten wordt.
,
 waarom zal hij het ook hopen? Grieks waarom hoopt hij het ook?
25Maar indien wij hopen, hetgeen wij niet zien, zo verwachten wij het met lijdzaamheid.
 niet zien, Dat is, nog niet ten volle bezitten, hoewel het ons van God beloofd is en te zijner tijd volgen zal; en dit behoort mede tot den derden grond van onzen troost.
26En desgelijks komt ook de Geest onze zwakheden mede te hulp; want wij weten niet, wat wij bidden zullen, gelijk het behoort, maar de Geest Zelf bidt voor ons met onuitsprekelijke zuchtingen.
 komt ook de Geest Het Griekse woord synantilambanetai, betekent eigenlijk zulk ene hulp, wanneer iemand, die sterk is, een last tegen een ander opneemt, die te zwak is, en zet zijne schouders tegen den ander, om den last te lichten, en des anderen schouder te ondersteunen.
,
 onze zwakheden mede te hulp; Namelijk die wij in kruis en lijden nog onderworpen zijn, zo in onzen geest, die daartegen menigmaal mort, gelijk in Job en David te zien is, als in ons lichaam, hetwelk broos en zwak is.
,
 wij weten niet, Namelijk van onszelve, als wij in benauwdheid zijn en geen toevlucht kunnen hebben, dan tot God door het gebed.
,
 bidt voor ons Het Griekse woord betekent voor iemand bidden, en wordt van Christus hierna vs.34 gezegd, die onze voorspraak is bij den Vader, en als Middelaar voor ons bidt, 1Jo 2:1 , hetwelk den Heiligen Geest in zulker voege niet kan toegeschreven worden, alzo Hij onze Middelaar eigenlijk niet is; maar het betekent hier dat de Heilige Geest ons tot bidden met onuitsprekelijk zuchten verwekt, en ons als voorspelt onze les, hoe wij in alle zwarigheden moeten bidden, Luk 12:11-12 ; Joh 16:13 ; Gal 4:6 .
27En Die de harten doorzoekt, weet, welke de mening des Geestes zij, dewijl Hij naar God voor de heiligen bidt.
 Die de harten doorzoekt, Dat is, God, die alleen de harten der mensen kent, 1Ki 8:39 ; Rev 2:23 .
,
 de mening des Geestes zij, Of, bedenking, betrachting. Namelijk des gebeds, dat de Geest in ons werkt.
,
 naar God voor de heiligen bidt Dat is, naar Gods wil, dewijl Hij weet wat God ons wil opleggen tot onze zaligheid, hoelang Hij wil dat het duren zal, hoe Hij ons daarvan wil verlossen, en of Hij door ons leven of dood wil verheerlijkt zijn, enz.; en is dit de vierde grond van onzen troost.
28En wij weten, dat dengenen, die God liefhebben, alle dingen medewerken ten goede, namelijk dengenen, die naar Zijn voornemen geroepen zijn.
 En wij weten, Hier begint de laatste reden van vertroosting, die de gelovigen in al hunne zwarigheden stellen tegen alle aanvechtingen en verdrukkingen, genomen van Gods eeuwigen raad of vast voornemen, om ons dwars door alle zwarigheden, door de volgende middelen tot de zaligheid te brengen.
,
 alle dingen medewerken Dat is, alle zwarigheden en verdrukkingen, waarvan hij tot nog toe heeft gesproken.
,
 naar Zijn voornemen Namelijk dat Hij in zichzelven voorgenomen heeft, om de mensen uit genade door Christus zalig te maken. Zie Eph 1:9 , Eph 1:11 , enz.
,
 geroepen zijn Namelijk tot het ware geloof, dat door de liefde krachtig is, niet alleen door een uitwendige, maar ook door een inwendige en krachtige roeping, waar de gehoorzaamheid zekerlijk op volgt; Joh 6:44 , Joh 6:65 ; 1Co 1:24 , 1Co 1:26 .
29Want die Hij te voren gekend heeft, die heeft Hij ook te voren verordineerd, den beelde Zijns Zoons gelijkvormig te zijn, opdat Hij de Eerstgeborene zij onder vele broederen.
 te voren gekend heeft, Namelijk voor de Zijnen, gelijk Joh 10:14 , Joh 10:27 . Dat is, die Hij van eeuwigheid in Christus heeft verkoren ten eeuwigen leven; Rom 11:2 ; Eph 1:4 ; 1Pe 1:2 , en hierna vs.33.
,
 den beelde Zijns Zoons gelijkvormig te zijn, Namelijk niet alleen in het lijden, maar ook inzonderheid in de heiligmaking en verheerlijking, die daarna zal volgen; 1Co 13:12 , en 1Co 15:48 , en 2Co 3:18 .
30En die Hij te voren verordineerd heeft, dezen heeft Hij ook geroepen; en die Hij geroepen heeft, dezen heeft Hij ook gerechtvaardigd; en die Hij gerechtvaardigd heeft, dezen heeft Hij ook verheerlijkt.
 geroepen; Namelijk tot het geloof en de gehoorzaamheid des geloofs door een krachtige roeping, vs.28.
,
 gerechtvaardigd; en die Namelijk voor hem, door het geloof; gelijk dit woord in dezen gehelen brief in deze stof wordt genomen, en het oogmerk des apostels medebrengt. Want deze rechtvaardigmaking is de naaste trap tot de verheerlijking.
,
 verheerlijkt Namelijk hier, in de beginselen door de heiligmaking en aanneming tot kinderen, en hiernamaals, door de volle bezitting van deze heerlijkheid, vs.17, 21; 2Co 3:18 .
31Wat zullen wij dan tot deze dingen zeggen? Zo God voor ons is, wie zal tegen ons zijn?
 Wat zullen wij dan Hier besluit de apostel de handeling van de voorgaande leer dezes briefs tot hiertoe, met een heiligen trots en roem in Christus tegen alle beschuldigingen en verdrukkingen, die de duivel en de wereld hun zouden mogen aandoen.
,
 tot deze dingen zeggen? Namelijk die dus verre tevoren geleerd en verklaard zijn.
,
 voor ons is, Dat is, met ons door Christus verzoend is, ons heeft verkoren, geroepen, gerechtvaardigd, en ons zal verheerlijken, vs.29,30.
,
 tegen ons zijn? Namelijk die ons zou kunnen beschuldigen, of beschadigen; Psa 56:12 , en Psa 118:6 .
32Die ook Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar heeft Hem voor ons allen overgegeven, hoe zal Hij ons ook met Hem niet alle dingen schenken?
 niet gespaard heeft, Namelijk en daarmede, als een ontwijfelijke getuigenis, getoond heeft dat Hij met ons is; Rom 5:8 .
,
 ons allen Namelijk die in Hem geloven, die Hem liefhebben en naar Zijn voornemen geroepen zijn.
,
 overgegeven, Namelijk in den dood; Rom 4:25 .
,
 met Hem Namelijk Christus Jezus, die de allerkostelijkste gave is, in welke alle schatten der wijsheid en wetenschap verborgen zijn, Col 2:3 , zodat degene, die Hem heeft, alles heeft wat hem tot zaligheid nodig is.
,
 alle dingen Dat is, al wat ons tot onze eeuwige zaligheid nodig is.
,
 schenken? Namelijk uit genade, gelijk het Griekse woord medebrengt; hetwelk dan gesteld wordt tegen al de verdiensten der mensen.
33Wie zal beschuldiging inbrengen tegen de uitverkorenen Gods? God is het, Die rechtvaardig maakt.
 beschuldiging inbrengen Namelijk van zonde, of schuld der zonde. Want dat is het waarmede wij door de wet, Joh 5:45 , door onze eigen conscientie, Rom 2:15 , of ook door den Satan, Rev 12:10 , voor God zouden kunnen beschuldigd worden.
,
 rechtvaardig maakt Dat is, die ons van de zonde en straf der zonde vrijspreekt, en volgens dien de beschuldigingen door Zijne vrijstelling voorkomt.
34Wie is het, die verdoemt ? Christus is het, Die gestorven is; ja, wat meer is, Die ook opgewekt is, Die ook ter rechter hand Gods is, Die ook voor ons bidt.
 die verdoemt? Dat is, die den vloek en de straf der zonde tegen ons zou uitvoeren.
,
 Die gestorven is; Namelijk om ons van den vloek en de straf der zonde te bevrijden; Gal 3:13 .
,
 opgewekt is, Namelijk om ons de rechtvaardigheid toe te brengen; Rom 4:25 .
,
  ter rechter- hand Gods is, Namelijk om ons van alle vijanden te verlossen, en den Heiligen Geest tot verzekering hiervan te geven; Joh 16:7 ; Act 2:33 .
,
 Die ook voor ons bidt Namelijk om ons Zijne gerechtigheid door Zijn voorbidden toe te eigenen, Joh 17:20 ; in deze vier zaken bestaat onze ganse verzoening met God.
35Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? Verdrukking, of benauwdheid, of vervolging, of honger, naaktheid, of gevaar, of zwaard?
 Wie zal ons scheiden De voorgaande roem is geweest tegen de zonde en straf der zonde; deze is tegen het geweld der vervolgingen en verdrukkingen der wereld en alles wat hun nog zou mogen overkomen.
,
 van de liefde van Christus? Namelijk met welken Hij ons liefheeft, gelijk vs.37, 39.
36( Gelijk geschreven is: Want om Uwentwil worden wij den gansen dag gedood; wij zijn geacht als schapen ter slachting.)
 den gansen dag Dat is, gedurig, zonder ophouden.
,
 gedood; Dat is, ten dood toe vervolgd; of nu de een dan de ander omgebracht.
37Maar in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars, door Hem, Die ons liefgehad heeft.
 Hem, Die ons liefgehad heeft Namelijk Christus; of God in Christus. Want beide wordt hier uitgedrukt, het ene vs.35, en het andere vs.39.
38Want ik ben verzekerd, dat noch dood, noch leven, noch engelen, noch overheden, noch machten, noch tegenwoordige, noch toekomende dingen,
 ik ben verzekerd, Of, ik ben overreed; namelijk door de belofte des heiligen Evangelies aan alle gelovigen, Joh 5:24 , en door de getuigenis des Heiligen Geestes in het hart, vs.16.
,
 engelen, Namelijk kwade engelen; want de goede zoeken ons van Christus niet te scheiden; tenware men het voor een onmogelijke voorwaarde wilde nemen, gelijk Gal 1:8-9 .
,
 noch overheden, Sommigen nemen dit ook voor namen van engelen, gelijk Col 1:16 , hoewel het hier bekwamelijk van de tirannen en geweldigen dezer wereld kan verstaan worden.
39Noch hoogte, noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onzen Heere.
 de liefde Gods, Namelijk waarmede Hij ons liefheeft, wanneer wij met Christus door het geloof verenigd zijn, gelijk vs.35.
Copyright information for DutSVVA