Romans 9:6

6Doch ik zeg dit niet, alsof het woord Gods ware uitgevallen; want die zijn niet allen Israël, die uit Israël zijn.
 Doch ik zeg Of, doch het is niet mogelijk, dat het woord van God uitgevallen is. Hier begint de apostel een grote zwarigheid te beantwoorden, die tegen zijn vorafgaande leer kon ingebracht worden, namelijk hoe het kon geschieden, dat de rechtvaardigheid en heiligheid alleen door het geloof in Jezus Christus wordt verkregen, daar de Joden, met wie God Zijn Verbond gemaakt had, en aan wie de beloften van de rechtvaardigheid door den Messias voornamelijk geschied waren, Christus en het geloof in Hem verwierpen; het zou dan mogen geschenen hebben dat de beloften Gods krachteloos waren geworden; waarop de apostel antwoordt dat deze beloften niet eigenlijk waren geschied aan de vleselijke nakomelingen, van Abraham, maar aan degenen, die God zo uit zijn geslacht als uit de heidenen, daartoe ook krachtiglijk naar Zijn eeuwige verkiezing zou roepen; latende de anderen, door een rechtvaardig en ondoorgrondelijk oordeel, in hunne verdorvenheid verharden.
,
 dit] niet, Namelijk van de verwerping der Joden, vs.3.
,
 het woord Gods Dat is, de beloften van God aan Abraham en zijne nakomelingen gedaan, en door de profeten doorgaans herhaald.
,
 uitgevallen; Dat is, teniet of krachteloos gemaakt, gelijk een aarden pot, iemand ontvallende, in stukken gebroken wordt.
,
  die zijn niet allen Israël, Dat is, rechte Israëlieten, daar Gods beloften eigenlijk op gezien hebben.
,
  die uit Israël zijn Dat is, van Jakob afkomstig zijn.
Copyright information for DutSVVA