Ruth 1:8-9

8Zo zeide Naomi tot haar twee schoondochters: Gaat heen, keert weder, een iegelijk tot het huis van haar moeder; de Heere doe bij u weldadigheid, gelijk als gij gedaan hebt bij de doden, en bij mij.
 moeder; Of, omdat de vader van Orpa overleden mocht zijn, of, omdat de moeders de dochters gemeenlijk meest beminnen. Van Ruth wordt gezegd, Rth 2:11, dat zij haar vader verlaten heeft.
,
 doden, en bij mij Versta, Machlon en Chiljon, zonen van Naómi en gewezen mannen van haar schoondochters.
9De Heere geve u, dat gij ruste vindt, een iegelijk in het huis van haar man! En als zij haar kuste, hieven zij haar stem op en weenden;
 ruste vindt, Zie onder, Rth 3:1.
,
 man Die gij zult mogen trouwen.
,
 kuste, Om afscheid van haar te nemen. Zie Gen 29:11.
Copyright information for DutSVVA