Song of Solomon 4:16

16Ontwaak, noordenwind! en kom, Gij zuidenwind! doorwaai mijn hof, dat zijn specerijen uitvloeien. O, dat mijn Liefste tot Zijn hof kwame, en ate zijn edele vruchten!
 Ontwaak, Of, rijs op, sta op. Dit is ook een zegen, dien God over zijn hof, dat is over zijne kerk zendt. Te weten, dat de winden daarop waaien, om dien te verversen en de lucht te zuiveren, en alzo denzelven vruchtbaarder te maken. Versta hier door den wind den Heiligen Geest, gelijk Joh 3:8 , en Act 2:2 . En ofschoon de zuider en noordenwind van verscheiden kwaliteiten en werkingen zijn, de een zijnde koud, de andere warm, de een vochtig, de ander droog, zo zijn zij nochtans beide dezen hof of der kerk Gods bevorderlijk, die somtijds scherpe bestraffingen, somtijds ook kalmte en zoete vertroosting van node heeft.
,
 doorwaai Het is God, die de winden voortbrengt uit zijne schatkamers; Psa 135:7 .
,
 mijn hof, Merk dat de kerk dezen hof noemt haren hof, ook zijnen: te weten Christus' hof, ten verscheiden opzien. Christus is de eigenaar en erfgenaam van dezen hof; maar de opzieners der kerk zijn Gods akkerlieden en medewerkers in dezen hof, dat is gemeente, waaraan iegelijk lidmaat de geestelijke gemeenschap mede heeft; 1Co 3:9 .
,
 dat zijn specerijen Dat is, opdat de reuk verspreid worde.
,
 ate Dat is, dat Hij de vruchten geniete, die wij door Hem, door de werking en kracht zijns Geestes, voortbrengen, waardoor wij schuldig zijn Hem te eren; Rom 6:22 .
,
 edele vruchten Zie boven, vs.13.
Copyright information for DutSVVA