Song of Solomon 8:14

14Kom haastelijk, mijn Liefste! en wees Gij gelijk een ree, of gelijk een welp der herten op de bergen der specerijen.
 Kom haastelijk, Hebreeuws, vlied. In deze betekenis schijnt het hier niet genomen te worden, want de kerk bidt niet dat Christus van haar vliede of wijke; dat is de bede der Gadarenen. Mat 8:34 ; maar vlied betekent hier: kom zo haastiglijk tot ons, als iemand die gejaagd zijnde is vliedende. De Bruid bidt en begeert dat zij moge zien het einde van het rijk van Christus in deze wereld [daar Hij in zijne ledematen wordt vervolgd en gekweld] en tegelijk hare opneming in de hoge hemelen. Nu regeert Christus in het midden zijner vijanden, Psa 110:2 , en dat zal alzo voortaan duren, totdat Hij al zijne vijanden onder zijne voeten zal gebracht hebben, en totdat Hij het koninkrijk aan God zijnen Vader zal overgegeven hebben, 1Co 15:24-25 . Naar dezen dag verlangt de Bruid, en wenst dat hij haast moge komen, en dat de Bruidegom haar wil bijstaan, terwijl zij hier beneden in den strijd is. Son 2:17 , en dat Hij zijn laatste toekomst wil bespoedigen tot hare verlossing. Of, als men immers het woord Barach in zijn eigen betekenis zou willen behouden, namelijk voor vluchten of vlieden, zo moest dit de overzetting en de mening zijn: Vlied, mijn liefste....
,
 Kom haastelijk, naar de bergen der specerijen; dat is, naar de hemelen, die hier genoemd worden de bergen der specerijen, tenaanzien van de hoogte, de vreugde en vermakelijkheid, die eeuwiglijk zal zijn aan de rechterhand Gods; Son 4:6 , wordt de hemel genoemd een mirreberg en een wierookbergje. Het is zoveel alsof de Bruid hier aldus sprak: Alhoewel het mij zeer lief zou zijn, dat Gij lichamelijk bij mij waart en steeds bleeft, zo beken ik nochtans dat het mij beter is dat Gij in den hemel zijt, om mij vandaar den Trooster, den Heiligen Geest, te zenden, en mij in uws Vaders huis een plaats te bereiden, opdat Gij mij eindelijk tot u neemt in de eeuwige zaligheid; Joh 14:2 , en Joh 16:7 .
,
 een ree, Dat haastelijk heenloopt; dat is, haast u om tot ons te komen. Zie Son 2:8-9 , Son 2:17 . Gelijk dit Hooglied begonnen is met verlangen der Bruid naar haren Bruidegom, dat Hij haar kusse met de kussen zijns monds; alzo eindigt het met verlangen naar de tweede komst van Christus, gelijk Hij zijne kerk zal opnemen in de eeuwige vreugde. De Geest en de Bruid zeggen: kom, en wie het hoort, zegge: kom. Christus zelf zegt: Ik kom haastelijk, Amen. Ja kom, Heere Jezus. De genade onzes Heeren Jezus Christus zij met u allen; Rev 22:17 , Rev 22:20-21 .
Copyright information for DutSVVA