Song of Solomon 1
1Het Hooglied, hetwelk van Salomo is. ▼ , ▼▼ hetwelk Anders, hetwelk Salomo aangaat. Verstaande door Salomo Jezus Christus, wiens voorbeeld Salomo geweest is in koninklijke hoogheid en glorie, alsook in wijsheid en in het onderwijzen des volks.
2Hij kusse mij met de kussen Zijns monds; want Uw uitnemende liefde is beter dan wijn. ▼▼ Hij Te weten mijn Bruidegom Jezus Christus; het zijn de woorden der Bruid, dat is der gemeente van Jezus Christus.
,
▼▼ kusse mij Dat is, Hij bewijze mij zijne liefde. Anders: och dat mijn Bruidegom mij kuste! Elkander te kussen is ten allen tijde gehouden voor een teken van liefde, vriendschap en beleefdheid; tot een teken waarvan de mannen ook elkander plachten te kussen, Exo 4:27 , en Exo 18:7 ; Rom 16:16 , en 1Th 5:26 . Christus kust zijne Bruid, dat is zijne gemeente of uitverkorenen, als Hij haar die grote liefde bewijst en laat gevoelen, die Hij haar is toedragende. Wij kussen Christus als wij met een oprecht geloof, hartelijke liefde en kinderlijke vreze en eerbieding Hem erkennen te zijn onze Heere en Zaligmaker, en wij ons aan Hem ten enenmale onderwerpen en Hem gehoorzamen. Psa 2:12 .
,
▼
,
▼▼ Zijns monds; Onzen Heere Jezus Christus openbaart den gelovigen de liefde, die Hij hun toedraagt, door zijn woord. Daarom staat er Psa 45:3 , dat zijne lippen zeer lieflijk [of genaderijk] zijn. Zie Son 5:13 , Son 5:16 ; en Isa 50:4 . Petrus spreekt ook: Heere Gij hebt de woorden des eeuwigen levens.
,
▼▼ uitnemende Dat is, vriendelijkheid, minnelijkheid. Hebreeuws, liefden. Hier spreekt nu de Bruid, dat is de gemeente Gods, Christus haren Bruidegom aan. Versta hier door het woord liefden de uitnemende liefde en genegenheid, mitsgaders de weldaden en genaden, die Christus zijnen uitverkorenen bewijst.
,
▼▼ wijn Door het woord wijn moet men hier verstaan alle aardse verheugingen en geneugten. Vergelijk Jdg 9:13 ; Psa 104:15 .
3Uw oliën zijn goed tot reuk, Uw naam is een olie, die uitgestort wordt; daarom hebben U de maagden lief. ▼
,
▼▼ Uw naam Versta, den naam, persoon en het zaligmakende ambt van Christus, alzo ons dezelve in het Evangelie zijn geopenbaard.
,
▼▼ een olie, Salomo schijnt hier gezien te hebben op den naam Messias; dat is Christus, Gezalfde, die met den Heiligen Geest gezalfd is, niet alleen voor zichzelven, maar die heilige balsem is gevloeid van Hem, die ons Hoofd is, op ons zijne ledematen. Zie Psa 133:2 , en Joh 1:16 . Deze naam is na de hemelvaart van Christus wijd uitgebreid, want van Christus hebben alle Christenen hunnen naam.
,
▼▼ daarom Dat is, [gelijk er staat vs.4] de oprechten hebben u liEf. Meermalen worden in de Heiligen Schrift de uitverkorenen vergeleken bij maagden, gelijk Mat 25:1 ; 2Co 11:2 ; Rev 14:1 , Rev 14:4-5 ; en dat daarom, omdat de kinderen Gods zo nauw moeten letten op hunne conscientie, dat zij van de zonde en de wereld niet besmet worden, als een eerlijke maagd op haar eer en kuisheid moet passen.
4Trek mij, wij zullen U nalopen! De Koning heeft mij gebracht in Zijn binnenkameren; wij zullen ons verheugen en in U verblijden; wij zullen Uw uitnemende liefde vermelden, meer dan den wijn; de oprechten hebben U lief. ▼▼ Trek mij, Dat is, neig mijn hart en gemoed, dat het U aanhange met geloof en liefde, want dit trekken geschiedt niet met uiterlijke kracht en geweld, maar door het woord der predikatie uiterlijk en inwendiglijk door de krachtige werking des Geestes van Christus, waardoor der kinderen Gods verstand alzo verlicht en onze wil alzo gebeterd wordt, dat wij gewilliglijk en met vreugde onzen Heere en Bruidegom Jezus Christus navolgen, ja nalopen. Zie Isa 40:31 ; Jer 31:3 ; Joh 6:44-45 , en Joh 12:32 ; Phi 2:13 ; Heb 12:1-2 .
,
▼
,
▼▼ in Zijn Door deze binnenkameren worden verstaan de verborgenheden van het rijk van Christus, die in het Oude Testament bedekt waren onder de schaduwen van de ceremoniën der wet; maar nu in het Nieuwe Testament zien wij de klaarheid des Heeren als in een spiegel, 2Co 3:18 . Zie ook Rom 16:25 ; 1Co 2:9-10 , 1Co 2:16 , en 2Co 1:20 ; Heb 8:10-11 . Of versta door de binnenkameren het koninkrijk der hemelen, in hetwelk vele woningen zijn, Joh 14:2 , die wij alreeds door het geloof bezitten; Eph 2:6 .
,
▼▼ wij zullen ons verheugen Te weten ik en mijne maagden, of speelgenoten, dat is, alle gelovigen. Zij wil zeggen: Hoe meer wij toenemen in uwe kennis en den smaak van uwe genade, hoemeer wij in de geestelijke vreugde zullen gesterkt worden.
,
▼▼ in U verblijden; O Koning en in U; dat is van uwentwege.
,
▼▼ wij zullen Uw Dat is, wij zullen de genade van Christus roemen en verkondigen, die ons uit de duisternis tot zijn wonderlijk licht geroepen heeft; 1Pe 2:9 . Zie ook Psa 45:18 , en Psa 71:16 ; Isa 12:3-4 , en Isa 63:7 .
,
▼
,
▼▼ de oprechten Hebreeuws, de rechtheden, of richtigheden; dat is, degenen die met oprechtheid begaafd zijn, die vs.3
5Ik ben zwart, doch liefelijk (gij dochteren van Jeruzalem!), gelijk de tenten van Kedar, gelijk de gordijnen van Salomo. ▼▼ Ik ben zwart, Versta hier bij de zwartheid de uiterlijke mismaaktheid van den staat der kerk, die veroorzaakt wordt door de tirannen en vervolgingen; idem, vanwege de ketterijen, scheuringen en ergernissen, die haar overkomen. Zie Psa 119:83 ; Lam 4:8 , en Lam 5:10 .
,
▼▼ liefelijk De gemeente van Christus is lieflijk, overmits zij gezuiverd is door het bloed en den geest van Christus, 1Co 6:11 ; alzo dat zij te dien aanzien blinkt en schoon is als de duiven, Psa 68:14 . Zie ook Psa 45:14-15 , enz.
,
▼▼ gij dochteren Dat is, gij gelovige kinderen Gods. Jeruzalem, die daarboven is, is onze aller moeder, Gal 4:26 . Alzo worden ook de gewone kerken en Christenen hier dochters van Jeruzalem genoemd en maagden, 2Co 11:2 ; Rev 14:4 . En Psa 45:13-14 , wordt de kerk genoemd de dochter van den Koning. Dusdanigen worden hier getroost en gesterkt tegen de ergernissen des kruises en de zwakheden, die het kruis in deze wereld vergezelschappen.
,
▼▼ gelijk de tenten Versta hier bij de tenten Kedars de nakomelingen van Kedar, den tweeden zoon van Ismaël, Gen 25:13 , die in tenten woonden, geen vaste woonplaats hebbende, maar zij zwermden om door Arabië van de ene plaats tot de andere. Zie de aantekening Psa 120:5-6 . De kinderen Gods zijn ook naar de wereld en den uiterlijken schijn niet schoon of sierlijk, zij hebben hier ook geen blijvende plaats, maar zij verwachten het hemelse Jeruzalem.
,
▼▼ gelijk de gordijnen Alsof zij zeide: Ik ben wel als de tenten Kedars, maar ook zo schoon als de gordijnen van Salomo; [van welker schoonheid, zie Josefus in Antiq,lib.8,cap.2 ]; want de kinderen Gods zijn inwendig versierd met de gaven van den Heiligen Geest, gelijk zijn godzaligheid, liefde Gods en des naasten. Anders: gelijk de paviljoenen van Salomo, die van buiten [vanwege den regen, wind en der zonne brand] niet zeer schoon waren, maar van binnen waren zij treffelijk en schoon.
6Ziet mij niet aan, dat ik zwartachtig ben, omdat mij de zon heeft beschenen; de kinderen mijner moeder waren tegen mij ontstoken, zij hebben mij gezet tot een hoederin der wijngaarden. Mijn wijngaard, dien ik heb, heb ik niet gehoed. ▼▼ Ziet mij De zin is: Ziet niet op mijne uiterlijke slechtigheid of mismaaktheid, en veracht mij daarom niet, maar ziet mijn inwendige schoonheid aan.
,
▼
,
▼
,
▼
,
▼▼ der wijngaarden Bij wijngaarden worden in de Heilige Schrift dikwijls verstaan verzamelingen der mensen, zo der goeden als der kwaden. Van de eersten, zie een voorbeeld Psa 80 ; Isa 5:1 , Isa 5:7 ; Mat. 20. Van de verzamelingen der kwaden, zie Deu 32:32 ; Rev 14:18 . Hier verstaan sommigen door de wijngaarden de vervalste kerken in het algemeen en de geveinsde ledematen in het bijzonder, tot welke haar moeders zonen of kinderen haar zochten te brengen, willende dat zij acht zou geven op de instellingen en geboden der mensen. Zie Mar 7:13 ; Act 15:1 , Act 15:10 ; Gal 6:12-13 ; Col 2:20-23 . Immers klaagt hier de kerk dat zij van de valse broeders dikwijls zover overmeesterd wordt, dat hare regeerders en opzieners de bokken meer verstaan, dan de rechte schapen, de ketters en scheurmakers meer dan de rechtzinnigen. Waaruit dan niets dan groot onheil en verstoring der kerk ontstaan kan.
,
▼▼ Mijn wijngaard, Dat is, ik heb dien niet in acht genomen naar behoren, verhinderd en teruggehouden zijnde òf door mijn eigen zwakheid, òf door tirannie en vervolging. Anderen nemen die woorden aldus, alsof de Bruid [of leraars der eerste kerk] dit wilde zeggen: Ik werd gesteld om opzicht te hebben over andere kerken. Ik heb de eerste kerk, die ik geplant had, verlaten en andere kerken zijn van mij gezaaid geworden door de ganse wereld. De eerste kerk, die te Jeruzalem geplant werd, mocht ik daar niet behouden noch er bij blijven, vanwege de vervolging der Joden en andere tirannen.
7Zeg mij aan, Gij, Dien mijn ziel liefheeft, waar Gij weidt, waar Gij de kudde legert in den middag; want waarom zou ik zijn als een, die zich bedekt bij de kudden Uwer metgezellen? ▼▼ Zeg mij aan, Of, geef mij te kennen. Hier spreekt wederom de Bruid haar Bruidegom aan, en zij verzoekt van hem den geest des onderscheids, om door de valse leraars niet bedrogen te worden. Want er zullen valse profeten komen, die zeggen zullen: Hier is Christus, daar is Christus; Mar 13:21 . En somtijds verbergt God zijn aangezicht, Deu 32:20 , en zegt: Ik zal u niet weiden; Zec 11:9 .
,
▼▼ waar Gij weidt, Christus is de opperste Herder der schapen, Psa 23:1 , die beloofd is; Eze 34:23-24 . De profeten, apostelen en alle oprechte leraars zijn zijne gezanten of boden, die Hij uitzendt om in zijnen naam zijne schapen te weiden in de weiden des levens; Joh 21:15-17 . Hier vraagt de kerk zeer ernstiglijk, waar zij rust en weide vinden zal op den middag, dat is in het heetste van de vervolging, der ketterijen en scheuringen, als de schapen door de hitte des kruises schijnen te versmachten. Vergelijk Isa 49:10 ; Joh 16:33 .
,
▼▼ waarom Dat is, waarom zoudt Gij toelaten dat ik zou zijn als ene vrouw, die vanwege droefenis bedekt is, omdat ik U niet zou vinden, herwaarts en derwaarts gaande in treurigheid? Het bedekken des aangezichts is een teken òf van droefenis, òf van schaamte. Zo wenst dan hier de Bruid te weten waar de Bruidegom zijne schapen weidt, om zich straks bij dezelve, of bij hem te vervoegen, opdat zij herwaarts en derwaarts gaande, niet zou veracht worden of verdwalen. Anders: als ene, die ter zijde afwijkt tot de kudde uwer gezellen? Alsof zij zeide: Indien ik zulks deed, [bij gebreke van uwe tegenwoordigheid], ik zou kunnen bedrogen worden, overmits er velen zijn, die den naam van uwe metgezellen, dienaars of vrienden voeren; [ Mat 24:5 , Mat 24:24 , en 2Pe 2:1-2 ;] daar zij inderdaad uwe vijanden en afleiders van Christus zijn; 2Co 11:3 . Dit is den Galaten wedervaren, Gal 1:6-7 . Allen, die hun verblijf niet hebben in het erfdeel des Heeren, staan in gevaar van tot anderer goden dienst te vervallen. Zie 1Sa 26:19 .
8Indiën gij het niet weet, o gij schoonste onder de vrouwen! zo ga uit op de voetstappen der schapen, en weid uw geiten bij de woningen der herderen. ▼▼ Indien gij Anders: dewijl gij dat niet weet; te weten, waar Ik mijne schapen weid. Dat is een antwoord van Jezus Christus op de voorgaande vraag zijner Bruid, vs.7; bestraffendd vriendelijk hare onwetendheid in deze nodige en gewichtige zaak. Anders: indien gij het u, of voor uzelve niet weet; alsof Hij zeide: Dewijl gij van uzelve onwetend zijt, zo zal Ik u onderwijzen.
,
▼▼ schoonste Hebreeuws, gij schone onder de vrouwen; dat is, gij, die de schoonste zijt. Aldus spreekt de engel tot de heilige jonkvrouw Maria: Gij zijt gezegend onder de vrouwen; dat is, de allergezegendste, of meer gezegend dan andere vrouwen; Luk 1:28 , Luk 1:42 . Alzo wordt de leeuw gezegd sterk te zijn onder de beesten; dat is, de sterkste; Pro 30:30 . Zie de aantekening aldaar. De kerk Gods wordt de schoonste genoemd omdat zij door Jezus Christus' bloed en Geest gewassenen en gezuiverd is van al hare zonden, Eph 5:26-27 , en begaafd met allerlei schone geestelijke deugden, alhoewel in zichzelve van nature lelijk en verachtzaam zijnde, Eze 16:3-4 ; zie boven, vs.5, en vs.15,16.
,
▼▼ zo ga uit Alsof hij zeide: Let op de voorbeelden der heilige patriarchen en anderen mijner uiverkorenen, die in de Heilige Schriftuur met voortreffelijke getuigenissen versierd zijn; Hebr. 11. Volg hun geloof en hunne werken na. Volg die na, die van den beginne aan der wereld mij gekend en gevolgd hebben, aanmerkende de uitkomst hunner wandeling; Heb 11:1-2 , enz., en Heb 12:2 , en Heb 13:7 . Zie ook Jer 6:16 , en 1Co 11:1 .
,
▼▼ schapen, Versta hier door de schapen en de geiten de Christenen die zich tot Gods kerk begeven, Joh 21:15-16 , en 1Pe 2:25 . Deze wil de Bruidegom dat de Bruid, dat is de kerk, zal aannemen en bezorgen, dat zij met de geestelijke spijs gevoed worden.
,
▼▼ bij de woningen Dat is breng uwe kudden in de weide en kooi, die de profeten en apostelen gevolgd en aangewezen hebben, en die zij in hunne schriften der gemeente nagelaten hebben. Zie Psa 77:21 , en Psa 78:70-72 , en 2Pe 1:19 , en 2Pe 3:2 .
9Mijn vriendin! Ik vergelijk u bij de paarden aan de wagens van Farao. ▼▼ bij de paarden Er wordt op verscheidene plaatsen der Heilige Schrift gesproken van de schone paarden en de macht der wagens van Egypte, Exo 14:17 ; 2Ch 9:28 ; Isa 31:1 ; Eze 17:15 . Bij deze wordt de kerk van Christus vergeleken, zo ten aanzien van hare schoonheid als vanwege haar kracht en vermogen, die zij van Christus ontvangen heeft om hare vijanden te overwinnen; 2Co 10:4 . Onder deze ruiterij blinken bij name de profeten en de apostelen; waarom ook Elia genoemd wordt de wagen Israëls en zijne ruiters, 2Ki 2:12 , gelijk ook Elisa 2Ki 13:14 ; dewijl zij door hunne gebeden meer konden uitrichten dan een grote macht van wagens en ruiters. Zie Rev 19:14-15 .
10Uw wangen zijn liefelijk in de spangen, uw hals in de parelsnoeren. ▼▼ de spangen, Het Hebreeuwse woord, hetwelk hier en vs.11 gevonden wordt, betekent eigenlijk tortelduiven, gelijk Lev 12 , en elders. Doch hier beduidt het enig sieraad der vrouwen, gelijk zijnde de tortelduiven, die aan den hals versierd zijn met een halsbandje. Dus schoon zijn de wangen of kaken der Bruid van Christus, dewijl Hij dezelve met zijn bloed heeft gewassen en versierd met kostelijke parelen van geestelijke gaven, inzonderheid met ootmoedigheid en zachtmoedigheid, die kostelijk zijn voor God; 1Pe 3:4 .
,
▼ 11Wij zullen u gouden spangen maken, met zilveren stipjes. ▼
,
▼▼ zilveren Of, doppen, of pukkels, of knoopjes. Versta hierdoor allerlei Christelijke deugden, van welke vele genoemd staan Gal 5:22-23 , en Col 3:12 .
12Terwijl de Koning aan Zijn ronde tafel is, geeft mijn nardus zijn reuk. ▼▼ Terwijl Of, zolang als, enz. Hier spreekt de Bruid wederom tot hare maagden, prijzende haren Bruidegom bij dezelve.
,
▼▼ de Koning Bij den Koning wordt Christus de Koning aller koningen verstaan, gelijk boven, vs.4.
,
▼▼ ronde tafel is, Zie 1Sa 16:11 . Bij de tafel wordt verstaan de hemelse heerlijkheid, waar Christus door zijn lijden is ingegaan; zie Mat 8:11 , en Mat 26:29 ; Luk 24:26 ; Rev 3:20 . Hier wil de Bruid zeggen: Terwijl Christus Jezus is in de hemelse glorie, omringd van degenen, die met Hem rondom in zijn rijk aan zijne tafel zitten; zo geeft mijn nardus, enz.
,
▼▼ geeft Dat is de Heilige Geest, dien Hij mij van den Vader zendt, troost mij in alle benauwdheid. Anderen nemen die woorden in dezen zin, alsof de Bruid zeide: Zo benaarstig ik mij om goede werken te doen, die den koning aangenaam mogen zijn; ik leg de gaven, die ik van hem ontvangen heb, wel aan, ik verberg ze niet, maar laat ze haren reuk geven; dat is, goede en Gode aangename werken voortbrengen, die den koning aangenaam zijn.
,
▼▼ nardus Nardus is een zeer kostelijk kruid, met welks olie men de prinsen en voortreffelijke personen placht te overstorten, als zij aan tafel zaten. Zie Mar 14:3 , Mar 14:8 ; Joh 12:3 , Joh 12:7 . Hierbij wordt de Heilige Geest vergeleken, vanwege zijn welriekende gaven, welke na Christus' hemelvaart veel overvloediger zijn uitgestort dan daar tevoren; Joh 7:39 .
13Mijn Liefste is mij een bundeltje mirre, dat tussen mijn borsten vernacht. ▼▼ Mijn Liefste Dat is de gedachtenis van Christus' liefde, die Hij met zijn bitter lijden aan mij is bewijzende, is mij als een lieflijk tuiltje of ruikertje van mirre, om mijn hart te verkwikken. Mirre is een zeer goede en lieflijke specerij, drogerij of gom, welke eertijds gebruikt werd om de klederen der prinsen te parfumeren en anderszins. Zie de aantekening Exo 30:23 , en Psa 45:9 . Gemengd zijnde met wijn, maakt zij een zeer lieflijken drank, om het hart te versterken en het bloed te zuiveren, zoals Plinius getuigt. Zij werd ook, nevens andere specerijen, gebruikt om de dode lichamen te balsemen, Joh 19:39 ; in een woord, het is een edel kruid, hetwelk waardig is koningen tot een present te schenken; zie Gen 37:25 , en Gen 43:11 ; Mat 2:11 . Daarom is het geen wonder dat de liefde van Christus daarbij vergeleken wordt.
,
▼ 14Mijn Liefste is mij een tros van Cyprus, in de wijngaarden van En-gedi. ▼▼ een tros Cyprus is een zekere plant, die een welriekende vrucht of gom, als een bloeienden druiventak, voortbrengt, zoals Hieronymus getuigt. Eenigen menen dat hierbij een natuurlijken tros druiven verstaan wordt, genoemd met den naam Cyprus. Hebreeuws, Cofer, omdat de druiven van Engedi den smaak hadden van Cyprus, welk kruid daaromtrent veel groeide; zie de kruidenboeken. Hoe het zij, er wordt bij verstaan een uitnemende lieflijke vrucht, bij welke de Heere Christus vergeleken wordt, vanwege zijn welriekende verdiensten en heilzame gaven; het bloed van Jezus Christus reinigt ons van alle zonden, 1Jo 1:7 . Hij is de verzoening voor onze zonden; 1Jo 2:2 .
,
▼ 15Zie, gij zijt schoon, Mijn vriendin! Zie, gij zijt schoon; uw ogen zijn duiven ogen. ▼
,
▼▼ gij zijt schoon; De verdubbeling der woorden dient om de kerk des te meer tegen de vervolgingen harer vijanden te versterken.
,
▼▼ duivenogen Dat is, eenvoudig en kuis. Zie onder, Son 4:1 . Hiermede wordt te kennen gegeven de geestelijke zuiverheid, eenvoudigheid en kuisheid der gemeente van Jezus Christus, wier ogen alleen op Hem zien en in Hem alleen de zaligheid en het eeuwige leven zoeken. Zie Psa 123:1-2 ; Mat 10:16 . Doch enigen verstaan hier bij de ogen de leraars en opzieners der kerk en wegwijzers der onwetenden, die de scherpste ogen in de gemeente moeten hebben. Zie ook Num 10:31 ; Job 29:15 ; Psa 33:8 ; Son 4:1 .
16Zie, gij zijt schoon, mijn Liefste, ja, liefelijk; ook groent onze bedstede. ▼
,
▼
,
▼ 17De balken onzer huizen zijn cederen, onze galerijen zijn cipressen. ▼▼ De balken De kerk prijst hare woning, om anderen daartoe te nodigen en aan te brengen. Zij noemt de verzamelingen der gelovigen huizen, in het getal van velen, omdat er vele gewone kerken zijn. Bij de balken wordt verstaan de leer der profeten en der apostelen; want daardoor wordt de kerk vast samengebonden in Christus, als het fondament; Eph 2:20 . Deze balken zijn van cederen, dat is sterk en onvergankelijk; want Gods Woord blijft in der eeuwigheid; Isa 40:8 ; 1Pe 1:25 . Van de duurzaamheid van het cederhout, zie Jdg 9:15 . Christus, sprekende van de vastigheid en duurzaamheid zijner kerk, zegt: De poorten der hel zullen daartegen niet vermogen; Mat 16:18 .
,
▼
,
▼▼ cypressen Dit hout is zeer lieflijk, daarom wordt met recht Christus bij hetzelve vergeleken. Anders: van Boratin, in het Latijn Bruta genoemd, hetwelk een boom is, den cypresboom gelijk, zeer lieflijk van reuk, Plin.nat.hist.lib.12:17. Het Hebreeuwse woord, dat hier in den tekst staat, wordt nergens in de Heilige Schrift gevonden dan hier alleen.
Copyright information for
DutSVVA