Titus 1:1-3

1Paulus, een dienstknecht Gods, en een apostel van Jezus Christus, naar het geloof der uitverkorenen Gods, en de kennis der waarheid, die naar de godzaligheid is;
 een dienstknecht Zie Rom 1:1; Phi 1:1; Jam 1:1; 2Pe 1:1; Jud 1:1; Rev 1:1.
,
 naar het geloof Dat is, predikende dezelfde leer, die de uitverkorenen Gods van alle tijden geloofd hebben. Of het Evangelie predikende, waardoor alleen de uitverkorenen Gods tot het zaligmakend geloof gebracht worden; gelijk Rom 1:5; 2Ti 1:1.
,
 de kennis der Zo wordt het geloof genoemd, omdat zonder kennis der waarheid ven het Evangelie geen zaligmakend geloof kan zijn. Zie Isa 53:11; Joh 17:3; Col 1:9-10; 1Ti 2:4; Heb 10:26; 1Jo 4:16.
,
 die naar de Dat is, die zodanig is, dat zij niet alleen geweten, maar ook door oefening van ware godzaligheid in het werk gesteld moet worden, en die de ware godzaligheid voorschrijft, eist, en daartoe de mensen verwekt en brengt. Zie 1Ti 6:3.
2In de hoop des eeuwigen levens, welke God, Die niet liegen kan, beloofd heeft, voor de tijden der eeuwen, maar geopenbaard heeft te Zijner tijd;
 In de hoop Of, tot de hoop, op de hoop; die door deze leer in de harten der gelovigen gewrocht wordt en bevestigd; Rom 5:4-5.
,
 welke God, Namelijk waarheid.
,
 voor de tijden Grieks, voor de eeuwige tijden; dat is, van het begin der wereld, eer men eeuwen begon te tellen. Zie Gen 3:15; Rom 16:25-26.
,
 geopenbaard heeft Namelijk klaar, zonder deksel van schaduwen en voorbeelden, en onder alle volken. Anderen voegen deze woorden bij het volgende vs. en zetten het over: Maar heeft geopenbaard te Zijner tijd Zijn Woord, door, enz.
,
 te Zijner tijd; Dat is, in de volheid des tijds, Gal 4:4; namelijk dien God bestemd ham om Zijn Zoon in de wereld te zenden.
3Namelijk Zijn Woord, door de prediking, die mij toebetrouwd is, naar het bevel van God, onze Zaligmaker; aan Titus, mijn oprechten zoon, naar het gemeen geloof:
 Zijn woord, Namelijk des Evangelies, welks prediking mij toevertrouwd is.
,
 door de prediking, Grieks, in de prediking.
,
 naar het bevel Zie 1Ti 1:1.
,
 mijn oprechte Zie hiervan ook 1Ti 1:2.
,
 het gemeen geloof Dat is, dat ons beiden en allen uit verkorenen gemeen is; waarmede hij te kennen geeft, dat hij niet zijn natuurlijke zoon is, maar geestelijke. Zie de aantekening bij 1Ti 1:2.
Copyright information for DutSVVA