Titus 2:13

13Verwachtende de zalige hoop en verschijning der heerlijkheid van den groten God en onzen Zaligmaker Jezus Christus;
 de zalige hoop Dat is, de zaligheid die de gelovigen hopen.
,
 verschijning Namelijk om te oordelen de levenden en de doden. Want alzo wordt dit woord doorgaans genomen. Zie 2Th 2:8; 1Ti 6:14; 2Ti 4:1, 2Ti 4:8.
,
 der heerlijkheid Want deze verschijning zal met grote heerlijkheid geschieden. Zie Mat 16:27, en Mat 19:28, en Mat 24:30, en Mat 25:31; 1Pe 4:13.
,
 van den groten God Dat is, Jezus Christus onze grote God en Zaligmaker, want beide titels worden Jezus Christus hier toegeschreven, gelijk blijkt daar hier van Zijn heerlijke verschijning ten oordeel gesproken wordt, gelijk de samenvoeging der Griekse woorden uitwijst.
Copyright information for DutSVVA