Zechariah 2:6

6Hui, hui, vliedt toch uit het Noorderland, spreekt de Heere; want Ik heb ulieden uitgebreid naar de vier winden des hemels, spreekt de Heere.
 Hui, hui, Of, hei, hei, of, ho, ho, of, o, o. Alzo ook vs.7.
,
 vliedt toch Eene aanspraak aan de Joden, die nog in Babylonië bleven. De zin is: Verlaat haastelijk het tegenwoordige gevaar, en hetgeen den Babyloniërs over het hoofd is hangende, en vervoegt u bij Gods gemeente. Zie Isa 48:20 .
,
 uit het Noorderland, Dat is, uit Babylonië, hetwelk aan het land van Juda tegen het noorden lagf. Zie Jer 6:22 , en Jer 16:15 .
,
 want Ik heb ulieden uitgebreid Of, dewijl Ik ulieden [die als een vogeltje in een kooi zijt besloten geweest] nu uit die Babylonische gevangenschap heb verlost, alzo dat gij in het vrije veld moogt reizen en trekken waarheen het u belieft. Of, gelijk Ik ulieden voordezen in vier winden of gewesten der wereld verstrooid heb, alzo zal Ik u ook weder verzamelen en bij elkander brengen.
,
 naar de vier winden des hemels, Dat is, zo wijd als de vier winden strekken. Anders: als de vier winden des hemels of in de vier winden. Verg. Eze 17:21 .
Copyright information for DutSVVA