Zechariah 13
1Te dien dage zal er een Fontein geopend zijn voor het huis Davids, en voor de inwoners van Jeruzalem, tegen de zonde en tegen de onreinigheid. ▼▼ dien dage Te weten, als de Messias zal gekoemen zijn.
,
▼▼ een Fontein Of, springader, bronwel; dat is, de genade Gods van de vergeving der zonden door het bloed van Jezus Christus, in hetwelk wij gewassen zijn.
,
▼▼ geopend zijn Te weten, geopend zijnde, of wordende, door de predikatie van het heilig Evangelie.
,
▼▼ voor het huis Davids, Dat is, voor de gelovige kinderen Gods.
,
▼▼ tegen de zonde Dat is, tot afwassing der zonden en alle onreinheden uit en met de zonden ontstaande.
,
▼ 2En het zal te dien dage geschieden, spreekt de Heere der heirscharen, dat Ik uitroeien zal uit het land de namen der afgoden, dat zij niet meer gedacht zullen worden; ja, ook de profeten, en den onreinen geest zal Ik uit het land wegdoen. ▼
,
▼
,
▼▼ de profeten, Te weten, de valse profeten. Anders: [hunne] profeten, te weten der afgoden.
,
▼
,
▼ 3En het zal geschieden, wanneer iemand meer profeteert, dat zijn vader en zijn moeder, die hem gegenereerd hebben, tot hem zullen zeggen: Gij zult niet leven, dewijl gij valsheid gesproken hebt in den Naam des Heeren; en zijn vader en zijn moeder, die hem gegenereerd hebben, zullen hem doorsteken, wanneer hij profeteert. ▼▼ meer profeteert, Te weten, valselijk, makende God tot een dekmantel zijner leugens; of wanneer iemand meer profeteert door ingeven van den onreinen geest.
,
▼
,
▼
,
▼▼ zullen hem doorsteken, Gedreven zijnde door een goddelijke ijver, zullen zij hem den rechters overleveren om gestraft te worden. Doch anderen menen dat het Hebr. woord hier betekent bestraffen, niet alleen met woorden, maar ook met harde slagen.
,
▼▼ profeteert Te weten, valselijk.
4En het zal geschieden te dien dage, dat die profeten beschaamd zullen worden, een iegelijk vanwege zijn gezicht, wanneer hij profeteert; en zij zullen geen haren mantel aandoen, om te liegen. ▼▼ die profeten Te weten, die valse profeten.
,
▼▼ beschaamd zullen worden, Overtuigd zijnde van valse leer door klare licht der waarheid en van hun eigen ouders.
,
▼▼ zijn gezicht, Dat is, zijn valse profetie.
,
▼ 5Maar hij zal zeggen: Ik ben geen profeet, ik ben een man, die het land bouwt; want een mens heeft mij daartoe geworven van mijn jeugd aan. ▼▼ hij zal zeggen Dat is, een iegelijk dezer profeten.
,
▼▼ ik ben een man, Alsof hij zeide: Ik heb dit beroep verlaten, de landbouwerij is de hantering, die ik geleerd en gedaan heb van mijne jeugd aan, daar heb ik mij wederom toe begeven.
,
▼▼ een mens heeft mij daartoe geworven Of, men heeft mij gesteld over het vee, of het vee leren opvoeden, enz. of want men heeft mij geleerd met het vee om te gaan, enz.
6En zo iemand tot hem zegt: Wat zijn deze wonden in uw handen? zo zal hij zeggen: Het zijn de wonden, waarmede ik geslagen ben, in het huis mijner liefhebbers. ▼
,
▼▼ mijner liefhebbers Dat is, dergenen die mij liefhebben of beminnen, te weten, mijne ouder of naaste vrienden, die door harde slagen [daar ik nog de littekenen van draag] mij hebbe afgewend en afgehouden van leugens te spreken en van valse profetieën. Men zegt gemeenlijk, harde slagen leren wel, en tot een harden knoest moet men een scherpen beitel gebruiken.
7Zwaard! ontwaak tegen Mijn Herder, en tegen den Man, Die Mijn Metgezel is, spreekt de Heere der heirscharen; sla dien Herder, en de schapen zullen verstrooid worden; maar Ik zal Mijn hand tot de kleinen wenden. ▼▼ Zwaard Dewijl in het naastvoortgaande vers gezegd is hoe de valse profeet van zijn eigen vriend is behandeld, zo neemt de Heere, namelijk God de Vader, daaruit aanleiding om te voorzeggen hoe Christus zijn lieve Zoon en opperste Herder, alsof Hij ook een valse profeet ware, geslagen en omgebracht zou worden. Doch zulks zou niet bij geval geschieden, maar naar zijn goddelijke ordinantie. Verg. Mat 26:31 ; Joh 14; Joh 16; Joh 18; Act 2:23 ; Act 4:28
,
▼▼ Die Mijn Metgezel is, Namelijk mijn eniggeboren Zoon, eenswezens met mij.
,
▼▼ de kleinen Door de kleinen worden hier verstaan de discipelen van Christus, die eenvoudige onaanzienlijke mannen waren, van wie Christus tot degenen, die Hem vingen, zeide: Zoekt gij mij, zo laat dezen gaan. En nadat zij verstrooid waren, heeft hen de Heere wederom vergaderd, Joh 18:8 . Doch men kan hier ook door de kleinen verstaan de uitverkoren kinderen Gods, die klein zijn voor de ogen der wereld; zie Mat 18:10 , Mat 18:14 .
,
▼ 8En het zal geschieden in het ganse land, spreekt de Heere, de twee delen daarin zullen uitgeroeid worden, en den geest geven; maar het derde deel zal daarin overblijven. ▼
,
▼
,
▼▼ het derde deel Te weten, die Ik uit genade zal verschonen en sparen.
9En Ik zal dat derde deel in het vuur brengen, en Ik zal het louteren, gelijk men zilver loutert, en Ik zal het beproeven, gelijk men goud beproeft; het zal Mijn Naam aanroepen, en Ik zal het verhoren; Ik zal zeggen: Het is Mijn volk; en het zal zeggen: De Heere is mijn God. ▼▼ dat derde deel Te weten, dat derde deel, hetwelk mijne uitverkorenen zijn.
,
▼
,
▼▼ het zal Mijn Naam aanroepen, Het derde deel. De zin is: Een iegenlijk dezer uitverkorenen, die Ik alzo zal beproefd hebben, zal mijnen naam aanroepen, enz.
Copyright information for
DutSVVA