Zephaniah 2:5

5Wee den inwoneren van de landstreek der zee, den volken der Cheretim! Het woord des Heeren zal tegen ulieden zijn, gij Kanaän, der Filistijnen land! en Ik zal u verdoen, dat er geen inwoner zal zijn.
 van de landstreek der zee, Hebr. van het koord, touw, snoer. Zie Deu 3:4 ; alzo ook hieronder in vs.6,7. Hier is een beschrijving van het land der Filistijnen, palende aan de Middellandse zee.
,
  der Cheretim Of, der Cheretieten; zie Eze 25:16 . Zie ook 1Sa 30:14 . Zij waren dappere krijgslieden, en daarom waren zij, naar sommiger gevoelen, van David tot zijne lijfwachters en hellebaardiers verkoren. Zie 2Sa 8:18 , en 2Sa 15:18 , en 1Ch 18:17 .
,
 Het woord des HEEREN Dat is, de straf, die de Heere u gedreigd heeft in zijn woord, zal ulieden overkomen; gijlieden, die anderen tot nog toe geplaagd hebt, zult nu ook geplaagd worden, nadat de Heere zijn volk zal gekastijd hebben.
,
 Ik zal u Te weten, Ik de Heere.
,
 verdoen, Of, verdelgen.
Copyright information for DutSVVA