Zephaniah 2:5-6

5Wee den inwoneren van de landstreek der zee, den volken der Cheretim! Het woord des Heeren zal tegen ulieden zijn, gij Kanaän, der Filistijnen land! en Ik zal u verdoen, dat er geen inwoner zal zijn.
 van de landstreek der zee, Hebr. van het koord, touw, snoer. Zie Deu 3:4 ; alzo ook hieronder in vs.6,7. Hier is een beschrijving van het land der Filistijnen, palende aan de Middellandse zee.
,
  der Cheretim Of, der Cheretieten; zie Eze 25:16 . Zie ook 1Sa 30:14 . Zij waren dappere krijgslieden, en daarom waren zij, naar sommiger gevoelen, van David tot zijne lijfwachters en hellebaardiers verkoren. Zie 2Sa 8:18 , en 2Sa 15:18 , en 1Ch 18:17 .
,
 Het woord des HEEREN Dat is, de straf, die de Heere u gedreigd heeft in zijn woord, zal ulieden overkomen; gijlieden, die anderen tot nog toe geplaagd hebt, zult nu ook geplaagd worden, nadat de Heere zijn volk zal gekastijd hebben.
,
 Ik zal u Te weten, Ik de Heere.
,
 verdoen, Of, verdelgen.
6En de landstreek der zee zal wezen tot hutten, uitgegraven putten der herders, en betuiningen der kudden.
 de landstreek der zee Te weten, het lande der Filistijnen, aan de zee gelegen.
,
 uitgegraven putten Welke de herders in de dorre heiden graven, om water daarin te vergaderen. De profeet wil in dit vers te kennen geven dat die grote schone kastelen en gebouwen, die daar in die landstreken plachten te staan, zullen afgebroken en verwoest worden, en dat er in plaats daarvan niet dan hutten der herders zullen staan, en in plaats van rijke voortreffelijke personen, schaapherders en andere gewone lieden wonen zullen, die daar hunne huisjes en hutjes zullen opslaan, om voor een tijdlang te verblijven.
Copyright information for DutSVVA