Zephaniah 3
1Wee der ijselijke, en der bevlekte, der verdrukkende stad! ▼▼ der ijselijke, Of, vervuilde, lasterlijke, of gierige. Anders: wee den krop, dat is, de stad die een groten krop heeft, die alles verslindt, gelijk de roofvogels, die alles wat zij vinden inslokken, hetzij ruw of rauw.
,
▼▼ der bevlekte, Of, roofstad. Het Hebr. woord betekent roven en onderdrukken. Anders: de besmettende stad, te weten met allerlei gruwelijke zonden. Eenigen hebben hier de duifstad, welke vogel een grote krop heeft en veel spijs opsnapt.
,
▼ 2Zij hoort naar de stem niet; zij neemt de tucht niet aan; zij vertrouwt niet op den Heere; tot haar God nadert zij niet. ▼▼ stem niet; De vermaning des Heeren door zijne profeten.
,
▼
,
▼ 3Haar vorsten zijn brullende leeuwen in het midden van haar; haar rechters zijn avondwolven, die de beenderen niet breken tot aan den morgen. ▼
,
▼
,
▼▼ tot aan den morgen Of, op den morgen, of tot op den morgen.
4Haar profeten zijn lichtvaardig, gans trouweloze mannen; haar priesters verontreinigen het heilige, zij doen der wet geweld aan. ▼▼ trouweloze mannen; Hebr. mannen der trouweloosheden, die God noch de mensen getrouw zijn.
,
▼▼ verontreinigen het heilige, Dat is, ontheiligen, of ontwijden het heiligdom, of hetgeen den Heere gehieligd en geofferd werd; of, zij prediken het woorde Gods niet oprecht en leggen het niet uit in zijn rechten zin.
,
▼▼ zij doen der wet geweld aan Zie de aantekening bij Eze 22:26 ; verg. Mat 23:16 ; Mar 7:9-10 , enz.
5De rechtvaardige Heere is in het midden van haar, Hij doet geen onrecht; allen morgen geeft Hij Zijn recht in het licht, er ontbreekt niet; doch de verkeerde weet van geen schaamte. ▼▼ De rechtvaardige HEERE Of, de Heere die rechtvaardig is, is, enz.
,
▼▼ is in het midden Ten aanzien dat Hij te Jeruzalem zijnen godsdienst hed opgericht. Eenigen menen dat dit de woorden zijn der Joden, dit den profeet voorwerpende op zijne woorden, vs.4.
,
▼▼ van haar, Te weten, van den stad Jeruzalem.
,
▼
,
▼
,
▼
,
▼ 6Ik heb de heidenen uitgeroeid, hun hoeken zijn verwoest, Ik heb hun straten eenzaam gemaakt, dat niemand daardoor gaat; hun steden zijn verstoord, zodat er niemand is, dat er geen inwoner is. ▼
,
▼▼ zodat er niemand is, Dat is, dat er geen mens in dezelve te vinden is; verg. Zep 2:5-6 , Zep 2:14-15 .
7Ik zeide: Immers zult gij Mij vrezen, gij zult de tucht aannemen, opdat haar woning niet uitgeroeid zou worden; al wat Ik haar bezocht hebbe, waarlijk, zij hebben zich vroeg opgemaakt, zij hebben al hun handelingen verdorven. ▼▼ Ik zeide Dat is, Ik dacht bij mijzelven.
,
▼▼ Immers zult Te weten, aanmerkende de traffen, die den heidenen zijn overkomen. Anderen: vreest mij nochtans, neem de tucht aan, enz.
,
▼▼ gij Mij vrezen, O Jeruzalem, zult mij vrezen, u aan de heidenen spiegelende.
,
▼▼ haar woning Dat is, de stad Jeruzalem. Anderen verstaan hierdoor de woning de inwoners der stad Jeruzalem; of hare woning, voor hare woningen.
,
▼▼ al wat Ik haar bezocht hebbe, Of, [door] alles waarmede Ik hen bezocht heb; door hen, verstaan enigen de heidenen, andere de Joden.
,
▼▼ waarlijk, Of, nochtans hebben zij zich gehaast; enz.; dat is, zij hebben zichzelven moedwillig vroeg in het verderf gebracht; of, van des morgens vroeg hebben zij al hunne werken bedorven. of, nochtans hebben zij al hunne werken bedorven. Zie van dusdanige samenvoeging van twee woorden, Psa 45:5 .
8Daarom verwacht Mij, spreekt de Heere, ten dage als Ik Mij opmake tot den roof; want Mijn oordeel is, de heidenen te verzamelen, de koninkrijken te vergaderen, om over hen Mijn gramschap, de ganse hittigheid Mijns toorns uit te storten, want dit ganse land zal door het vuur van Mijn ijver verteerd worden. ▼▼ verwacht Mij, Hij spreekt nog de bozen onder de Joden aan. De zin is: Past er vrij op, Ik zal bij u gewisselijk komen, en zal u door de Chaldeën en andere volken bezoeken.
,
▼▼ Mijn oordeel is, Dat is, het besluit van mijn voornemen.
,
▼
,
▼
,
▼
,
▼ 9Gewisselijk, dan zal Ik tot de volken een reine spraak wenden; opdat zij allen den Naam des Heeren aanroepen, opdat zij Hem dienen met een eenparigen schouder. ▼▼ dan Te weten, nadat Ik die volken en de Joden alzo zal bezocht hebben. Anderen verstaan door [dan] hier betekent wordt de tijd der verschijning van den Messias.
,
▼
,
▼▼ spraak wenden; Hebr. lip.
,
▼ 10Van de zijden der rivieren der Moren zullen Mijn ernstige aanbidders, met de dochter Mijner verstrooiden, Mijn offeranden brengen. ▼
,
▼
,
▼▼ met de dochter Mijner verstrooiden, Dat is, mitsgaders de Joden, die in de Babylonische gevangenschap zijn verstrooid geweest, die mij zo lief zijn als een dochter hare moeder is. Verg. Joh 11:52 . Sommigen overzetters voegen hier in voor met het woord namelijk; in deze zin: Het geschenk, hetwelk men mij brengen zal, zullen zijn de Joden, die verstrooid zijn in de landen, gelegen aan de zijde van de rivieren der Moren.
,
▼▼ offeranden brengen Te weten, geestelijke offeranden, of geschenken; dat is, zij zullen mij dienen en gehoorzamen. Verg. Isa 18:7 ; Mal 1:11 ; Rom 12:1 . Anders: van de andere zijde van de rivier der Moren, zullen mij mijn ernstige aanbidders toegebracht worden tot een geschenk. Zie de volvoering dezer profetie Act 8:27 , Act 8:35-36 .
11Te dien dage zult gij niet beschaamd wezen vanwege al uw handelingen, waarmede gij tegen Mij overtreden hebt; want alsdan zal Ik uit het midden van u wegnemen, die van vreugde opspringen over uw hovaardij, en gij zult u voortaan niet meer verheffen om Mijns heiligen bergs wil. ▼▼ gij O mijn volk, o mijne kerk.
,
▼▼ niet beschaamd wezen De zin is: Dewijl gij zult geheiligd en van al uwe zonden gereinigd zijn, door het bloed en den Geest van den Heere Jezus Christus, zo zult gij voor den rechterstoel Gods daarover niet beschaamd worden.
,
▼▼ hovaardij, Anders: heerlijkheid. Want het Hebr. woord wordt in het goede en in het kwade genoemn. En hier schijnt dit de zin te wezen: Daar zullen voortaan geen onder u gevonden worden, die zich zullen verhovaardigen over de uitwendige ceremoniën en dien voortreffelijken tempel. [ Jer 7:4 ,] want het rijk Gods en zijne gemeente zal voortaan door de ganse wereld verspreid worden; Joh 4:21 , Joh 4:23 .
,
▼▼ om Mijns heiligen bergs wil Of, op mijn heiligen berg. Hebr. op den berg mijner heiligheid; dat is, omdat gij offert in mijn tempel op den berg des Heeren, of vanwege het ijdel vertrouwen op de uiterlijke ceremoniën, zonder te letten op de heiliging der conscientie.
12Maar Ik zal in het midden van u doen overblijven een ellendig en arm volk; die zullen op den Naam des Heeren betrouwen. ▼▼ een ellendig Ten aanzien dat Ik het wel terdege zal gekastijd en vernederd hebben.
,
▼▼ arm volk; Dat is, gering en veracht bij de wereld, en door Gods genade nochtans rijk gemaakt in het geloof en andere geestelijke gaven.
,
▼▼ op den Naam des HEEREN betrouwen Dat is, op den Heere, niet op enige uitwendige dingen, hetzij Jeruzalem, of den tempel, of iets dergelijks; maar alleen op den Heere. Zie Jer 9:23-24 .
13De overgeblevenen van Israël zullen geen onrecht doen, noch leugen spreken, en in hun mond zal geen bedriegelijke tong gevonden worden; maar zij zullen weiden en nederliggen, en niemand zal hen verschrikken. ▼▼ De overgeblevenen van Israël Hebr. het overblijfsel van Israël zullen geen onrecht doen; te weten, die de Heere uit den hoop der verworpen en verloren Joden uitverkoren heeft.
,
▼
,
▼▼ leugen spreken, Dat is, zij zullen zich niet begeven nog gewennen tot liegen en bedriegen, maar zij zullen zich benaarstigen om te doen al wat heilig, oprecht en wel gedaan is.
,
▼
,
▼▼ niemand zal hen verschrikken Dat is, zij zullen zeker en gerust leven. De zin is: De boze boeven zullen hen niet beschadigen, naar hunnen moedwil.
14Zing vrolijk, gij dochter Sions, juich, Israël; wees blijde, en spring op van vreugde van ganser harte, gij dochter Jeruzalems! ▼▼ juich, Israël; Het Hebr. woord staat in het meervoudig getal, en Israël in het enkelvoudige.
,
▼▼ gij dochter Jeruzalems Dat is, gij Israëlieten. Het betekent hetzelfde wat gij dochteren van Zion betekent, namelijk hier de gemeente der gelovigen van het Nieuwe Testament.
15De Heere heeft uw oordelen weggenomen, Hij heeft uw vijand weggevaagd; de Koning Israëls, de Heere, is in het midden van u, gij zult geen kwaad meer zien. ▼▼ oordelen weggenomen, Dat is,kastijdingen of straffen vanwege de zonden. Dat is, de oorzaak der blijdschap, waarvan in vs.14 gesproken wordt.
,
▼▼ uw vijand Te weten, de Assyriërs, Chaldeën, enz., ja ook uw geestelijke vijanden, den duivel en de hel, heeft Hij onder uwe voeten gelegd; 1Co 15:25-26 , 1Co 15:56-57 .
,
▼
,
▼▼ is in het midden van u, Te weten, om u te beschutten en te beschermen.
,
▼ 16Te dien dage zal tot Jeruzalem gezegd worden: Vrees niet, o Sion! laat uw handen niet slap worden. ▼▼ o Sion Anders: [tot] Zion.
,
▼ 17De Heere, uw God, is in het midden van u, een Held, Die verlossen zal; Hij zal over u vrolijk zijn met blijdschap, Hij zal zwijgen in Zijn liefde, Hij zal Zich over u verheugen met gejuich. ▼
,
▼▼ over u vrolijk zijn met blijdschap, Vanwege de zonderlinge liefde, die Hij u is toedragende.
,
▼ 18De bedroefden, om der bijeenkomst wil, zal Ik verzamelen, zij zijn uit u; de schimping is een last op haar. ▼▼ De bedroefden, Dat is, die treurig en bedroefd zijn omdat zij in den tempel niet mogen samenkomen, tot oefening van den godsdienst. Verg. Psa 42:2-3 , Psa 42:5 .
,
▼▼ zij zijn uit u; Dewijl zij ook Gods volk zijn; o uit u; o Jeruzalem, dat is, uit Gods volk.
,
▼ 19Ziet, Ik zal te dien tijde al uw verdrukkers verdoen; en Ik zal de hinkenden behoeden, en de uitgestotenen verzamelen; en Ik zal ze stellen tot een lof, en tot een naam, in het ganse land, waar zij beschaamd zijn geweest. ▼
,
▼
,
▼▼ Ik zal ze stellen tot een lof, Te weten, mijn volk, de kerk, die Hij straks genoemd heeft de hinkende, of kreupele en uitgestotenen.
,
▼▼ tot een naam, Dat is, tot eer, gelijk in vs.20.
,
▼▼ in het ganse land, Hebr. in het ganse land hunner schaamte. Anders: welker schaamte over de ganse aarde geweest is. In plaatsen waar men hun overal schande en smaad heeft aangedaan, inzonderheid bij den Assyriërs en Chaldeën, die hun spot met Gods volk dreven.
20Te dier tijd zal Ik ulieden herwaarts brengen, ten tijde namelijk, als Ik u verzamelen zal; zekerlijk Ik zal ulieden zetten tot een naam en tot een lof, onder alle volken der aarde, als Ik uw gevangenissen voor uw ogen wenden zal, zegt de Heere. ▼▼ ulieden O gij Joden.
,
▼▼ herwaarts brengen, Te weten, in uw land, waar gij zozeer naar verlangt.
,
▼▼ zekerlijk Of, want, of Dan.
,
▼▼ onder alle volken der aarde, Dat is, te verstaan te dien aanzien, dat de kerk door de ganse wereld zou uitgebreid worden ten tijde der verschijning van den Messias.
,
▼
Copyright information for
DutSVVA